U bent hier: Home / Documentatie / FAQ

FAQ

Deze pagina bevat de antwoorden op een aantal veel gestelde vragen gerelateerd aan de fijnstof- en ozonvervuiling in de atmosfeer. Deze lijst is niet exhaustief, en zal in de toekomst vaak aangevuld worden. Indien u een vraag heeft die u niet terugvindt in deze lijst, of indien u bijkomende informatie wenst, aarzel niet om ons te contacteren via smog@irceline.be.
Toon of verberg het antwoord Wat is ozon?

Ozon is een sterk reactieve, onstabiele verbinding van drie zuurstofatomen. Het woord komt van het Griekse ozein, dat ruiken betekent. Niet zonder reden, want het gas heeft een typische geur die je soms kan waarnemen in slecht geventileerde plaatsen met veel (oude) kopieermachines of na een onweer met veel bliksems. De chemische formule is O3.

Ozon in de ozonlaag (in de stratosfeer, op een hoogte van 15 tot 45 km) beschermt het aardoppervlak tegen de schadelijke UV-stralen van de zon.

Ozon in de onderste luchtlagen (de troposfeer, op leefniveau), ontstaat op warme dagen door de inwerking van zonlicht (UV, Ultraviolet licht) op lucht verontreinigd met stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen.

Toon of verberg het antwoord Op welke dagen is er teveel ozon?

Er moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn vooraleer er in onderste luchtlagen (op leefniveau) teveel ozon voorkomt:

- het moet zonnig zijn (veel UV licht). Wolken houden de UV-straling van de zon (in grote mate) tegen.
- het moet voldoende warm zijn (>25 °C).
- wind komende uit continentale windrichtingen (O, ZO, Z) met lage windsnelheden.
- er moeten genoeg stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen (VOS) in de lucht aanwezig zijn en dit in de juiste verhoudingen.

De (vereenvoudigde) chemische reactie van ozonvorming vind je terug in het antwoord bij een andere vraag.
Hierbij dient wel te worden vermeld dat één dag zonnig en warm weer meestal geen overschrijding van de ozon drempelwaarde tot gevolg heeft. Een langere zomerse periode is (meestal) noodzakelijk.

Teveel ozon ("ozonsmog") komt op leefniveau in ons land dus enkel voor in de maanden mei, juni, juli en augustus of uitzonderlijk ook einde april of begin september in periodes met een hogedrukgebied gesitueerd boven het Europese vasteland met oostelijke tot zuidoostelijke luchtstromingen richting West-Europa.

Een overzicht van het aantal "ozondagen" (dag waarop in België minstens één overschrijding werd gemeten van de EU-drempelwaarde (180 µg/m³) voor het inlichten van de bevolking) in België vind je hier.

Onder speciale meteorologische omstandigheden kan het gebeuren dat er intrusie (binnendringing) is van ozon uit de vrije troposfeer of zelfs de stratosfeer naar de lagere luchtlagen. Dit kan uitzonderlijk (laatst voorgevallen in België op 5, 6 en 7 mei 1995) zelfs overschrijding van de drempelwaarde veroorzaken. Dit wordt ook wel eens "spring ozone" (lente-ozon) genoemd. Ook krachtige voor- of najaarsstormen met grote neerwaartse luchtbewegingen kunnen zorgen voor verhoogde ozonconcentraties aan de grond.

Toon of verberg het antwoord Ik dacht dat er een ozongat is en dus te weinig ozon ?

Het ozongat is de jaarlijkse terugkerende vermindering van de dikte van de ozonlaag boven de Zuidpool in de maanden oktober - november (lente op de Zuidpool). Zoals in het antwoord op de eerste vraag reeds gesteld is, bestaat er op grote hoogte in de stratosfeer de ozonlaag. Deze "goede" ozon beschermt ons tegen de schadelijke UV-straling van de zon. Zonder deze ozon zou leven op aarde zelfs onmogelijk zijn. De "slechte" ozon in de onderste luchtlagen, die we dus kunnen inademen, kan schadelijke gevolgen hebben (zie hier). De "goede" ozon in de ozonlaag is chemisch dezelfde als de"slechte" ozon op leefniveau, maar de chemische reacties die zorgen voor ozonvorming in de ozonlaag zijn verschillend van de reacties die ozon vormen in de onderste luchtlagen.

Bepaalde chemische stoffen zoals chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's), broomverbindingen, ... kunnen de reacties verstoren die zorgen voor ozonvorming in de ozonlaag, waardoor de concentratie ozon in de ozonlaag zal afnemen (of met andere woorden de ozonlaag zal dunner worden). Omwille van geografische en klimatologische redenen is deze afname het spectaculairst boven de zuidpool.

Ozonafbrekende stoffen werden veelvuldig gebruikt in de chemische industrie, als koelmiddel, of als ontsmettingsmiddel in de landbouw en zijn zeer stabiele chemische verbindingen waardoor ze lange tijd in de atmosfeer kunnen blijven bestaan. Het kan tot 50 jaar duren vooraleer ze in de stratosfeer terechtkomen en uiteindelijk afgebroken worden. De meeste van die ozonafbrekende stoffen zijn ondertussen verboden, maar het kan dus omwille van hun lange levensduur nog vele jaren duren vooraleer de ozonlaag terug z'n oorspronkelijke dikte bereikt.

De ozon gegevens die gepubliceerd worden op onze website zijn gegevens over ozon in de onderste luchtlagen (de "slechte" ozon). Gegevens over stratosferische "goede" ozon vind je op de website van het KMI.

Meer info over het ozongat vind je terug op het internet. Hier alvast een interessante link:

https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/uitleg/ozongat-door-de-jaren-heen 

www.meteo.be/meteo/view/nl/91313-WeerWoorden.html?view=135297

https://nl.wikipedia.org/wiki/Gat_in_de_ozonlaag

Toon of verberg het antwoord Kunnen we het teveel aan ozon aan de grond niet gebruiken om het ozongat te dichten ?

Ozon is een heel onstabiele en reactieve verbinding. Ozon kan je bijvoorbeeld niet opslaan in flessen omdat het direct de wanden van de fles zou oxideren. Hier duikt dus al een eerste probleem op : hoe ga je het opslaan ? Bovendien is er tijdens een periode met teveel ozon (ozonsmog episode) ook niet heel de dag teveel ozon. Ozonconcentraties zullen in de loop van de dag stijgen naar een maximum in de late namiddag, maar kunnen 's nachts gevoelig afnemen (tot bijna 0).
Als je de totale hoeveelheid ozon bekijkt dan is de hoeveelheid ozon in de onderste luchtlagen slechts een fractie van de hoeveelheid in de ozonlaag (minder dan 10 %). Moest het al technisch mogelijk zijn (en dat is het dus helemaal niet) dan zou het transport van ozon naar de ozonlaag slechts een druppel op een hete plaat zijn. De vorming van ozon in de ozonlaag is trouwens een proces van vorming en afbraak. Dagelijks worden sowieso miljoenen tonnen ozon in de stratosfeer (waardoor de ozonlaag gevormd wordt) aangemaakt.

Verhinderen dat de ozonlaag verder verdund wordt kan dus enkel door het gebruik van ozonafbrekende stoffen te reguleren.

Toon of verberg het antwoord Welke gezondheidseffecten veroorzaken te hoge ozon waarden ?

Door zijn sterk oxiderend vermogen kan ozon een aantal gezondheidseffecten veroorzaken, afhankelijk van verschillende parameters, zoals de ozonconcentratie in de omgevingslucht, de blootstellingsduur, de gevoeligheid van de blootgestelde personen en hun activiteitsniveau. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste gezondheidseffecten bij kortdurende blootstelling :

 

milde respons
max. 1 uur ozonconcentratie :180-240 µg/m3
gemiddelde longfunctieverminderinga <5%, bij gevoeligen <10%
incidentele oogirritatie (onafhankelijk van lichamelijke inspanning)
incidentele luchtwegsymptomen zoals hoest bij gevoeligen
matige respons
max. 1 uur ozonconcentratie : 240-360 µg/m3
gemiddelde longfunctieverminderinga 5-15%, bij gevoeligen 10-30%
irritatie van ogen, neus en keel (onafhankelijk van lichamelijke inspanning)
luchtwegsymptomen zoals hoest, pijn op de borst, kortademigheid bij gevoeligen
toename ernst en frequentie van symptomen bij personen met CARAb
ernstige respons
max. 1 uur ozonconcentratie : > 360 µg/m3
gemiddelde longfunctieverminderinga >15%, bij gevoeligen >30%
ernstige luchtwegsymptomen als aanhoudende hoest, pijn op de borst, kortademigheid
mogelijke gevoelens van onbehagen, benauwdheid, hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid bij gevoeligen
sterke toename ernst en frequentie van symptomen bij personen met CARAb

a mogelijk gepaard gaande met ontstekingsreacties, toegenomen hyperactiviteit van de luchtwegen en verandering in de longklaring.

b Chronische Aspecifieke Respiratorische Aandoeningen

Ozon kan verschillende gezondheidsklachten, waaronder longfunctieveranderingen, uitlokken. De andere stoffen uit de "zomersmogcocktail" veroorzaken prikkende ogen, hoesten en irritatie van de slijmvliezen. Het optreden van deze symptomen is afhankelijk van verschillende factoren:

  • de ozonconcentratie, nl. hoe hoger de concentratie, hoe meer mensen klachten zullen vertonen en hoe ernstiger de klachten zullen zijn. Er kan echter niet precies aangegeven worden vanaf welke concentraties welke effecten te verwachten zijn.
  • de individuele gevoeligheid: personen met aandoeningen van de luchtwegen zullen sneller een effect waarnemen dan personen met een normale longfunctie. Ook kinderen zullen gevoeliger zijn. Bovendien bestaat er een zogenaamde groep "responders" (zowat 10% van de bevolking) die om onduidelijke redenen extra gevoelig zijn voor ozonepisodes.
  • de geleverde inspanning: bij het leveren van intensieve inspanningen in de buitenlucht zal de ademhaling versnellen en zal er per seconde meer lucht de longen passeren. In vergelijking met een persoon in rust houdt dit een grotere blootstelling aan ozon in en dus meer kans op een effect.


De Europese informatiedrempel van 180 µg/m³ voor informatie van de bevolking mag dus niet gezien worden als een effectdrempelwaarde waaronder helemaal niemand welk effect dan ook zou kunnen ondervinden. De WGO (in 1990) stelt dat de effecten bij concentraties lager dan 200 µg/m³ echter beperkt zijn in ernst, en slechts voorkomen bij minder dan 5% van de totale bevolking. Op lagere concentratieniveaus de volledige bevolking waarschuwen is om bovengenoemde reden niet aangewezen.

Het gaat hier dus om een glijdende schaal en ietwat kunstmatig kan er gesproken worden van een milde respons bij (uurgemiddelde) concentraties van 180-240 µg/m³, een matige respons bij 240-360 µg/m³ en een ernstige respons boven de 360 µg/m³.

Een aantal voorzorgsmaatregelen kan de effecten beperken. Uit hetgeen voorafgaat is het duidelijk dat de effecten van ozonepisodes vermeden of beperkt kunnen worden door tijdens de middag of de vroege avond (12-20 uur) zware inspanningen buitenshuis te vermijden. Deze maatregelen dienen genomen te worden door mensen met een individuele gevoeligheid van de luchtwegen en kinderen vanaf 180 µg/m³. Vanaf 240 µg/m³ dient dan de hele bevolking deze voorzorgsmaatregelen te volgen. Indien er desondanks toch nog gezondheidsklachten optreden is het natuurlijk nuttig en aangewezen de huisarts te raadplegen, die het best op de hoogte is van de persoonlijke gezondheidstoestand van de patiënt en dus het best geplaatst om bijkomend persoonlijk advies te verstrekken.

Toon of verberg het antwoord Welke maatregelen kan ik nemen om me te beschermen tegen hoge ozonconcentraties ?

De hoogste ozonconcentraties worden tijdens de namiddag of de vroege avond (12-20 uur) gemeten. Omdat het ingeademde volume lucht tot 20x hoger kan zijn tijdens het leveren van fysieke inspanningen (en dus ook de hoeveelheid ingeademde ozon), wordt aangeraden om zware inspanningen (zoals bijvoorbeeld joggen) tussen 12 en 20 uur buitenshuis te vermijden. Omdat de ozonconcentraties binnenshuis (zie antwoord op een volgende vraag) beduidend lager zijn, wordt aan gevoelige personen de raad gegeven binnen te blijven tijdens een ozonsmogepisode.

Toon of verberg het antwoord Waarom zijn de ozonconcentraties hoger op het platteland dan in de steden ?

Ozon is een "secundaire" polluent wat wil zeggen dat het niet rechtstreeks wordt uitgestoten door het verkeer, industrie, ... maar dat het gevormd wordt op warme zomerdagen door de inwerking van zonlicht op een cocktail van vervuilende stoffen. Deze ozon"precursoren" of voorlopers van ozon zijn stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen (VOS). Het verkeer is de grootste (+50%) leverancier van de componenten waaruit ozon gevormd wordt.
Het klinkt misschien eigenaardig maar het is zo dat er op het platteland meestal meer ozonvervuiling is dan in de steden. Dit wordt ook wel eens de "ozonparadox" genoemd. Ozon kan immers terug wegreageren (ozon wordt afgebroken) met de stoffen (NOx) waaruit het ontstaat. Dit wegreageren gebeurt meer in de steden dan op het platteland omdat er in de steden meer NO is (zie verder).
In de steden is er daarom niet minder luchtvervuiling (er zijn andere luchtvervuilende stoffen aanwezig, waarbij de concentratie van deze stoffen hoger is dan op het platteland), maar er is wel minder ozon. Er is dus geen lineair verband tussen de hoeveelheid stoffen die oorzaak zijn van ozon, en de hoeveelheid ozon zelf. Een vermindering van de veroorzakers van ozon kan zelfs leiden tot een vermeerdering van ozon zelf. Dit zien we ook tijdens het weekend : tijdens het weekend is er minder verkeer, maar dikwijls meer ozon (de gevormde ozon wordt minder afgebroken omdat er minder "vervuiling" is). In de wetenschappelijke wereld wordt dat het "weekendeffect" genoemd. Heel het ozonvormingsproces is dus een ingewikkeld verhaal.

Om te verklaren waarom er op het platteland meestal meer ozon is dan in de steden, is enige uitleg nodig omtrent de chemische basisreacties die zorgen voor ozonvorming. Die reacties kunnen we (vereenvoudigd) als volgt voorstellen:

het is niet één (foto)chemische reactie die ozon vormt, het is een reeks van tientallen reacties maar de globale reactie kunnen we wel als volgt samenvatten :

NO2 + O2 (+UV-licht, + warmte) --> NO + O3

of, in mensentaal : stikstofdioxide + zuurstof reageren tot stikstofmonoxide + ozon. Deze reactie gaat sneller als het warmer is en bij meer UV-licht (bijvoorbeeld afkomstig van de zon).

Dit is een evenwichtsreactie, wat wil zeggen dat de reactie ook omgekeerd werkt (waarbij ozon terug afgebroken) wordt : NO + O3 --> NO2 + O2.

Nu is er een wet in de scheikunde die zegt dat het evenwicht zich zal trachten te herstellen wanneer het verstoord wordt. Hier komen de VOS op de proppen: deze gaan reageren met NO, waarbij  terug NO2 gevormd wordt.  De NO-concentratie daalt dus (want reageert weg met de VOS). Het evenwicht zal dit trachten te herstellen, dus er zal meer NO gevormd worden volgens bovenstaande reactie: het resultaat is een verschuiving van het evenwicht naar de kant van NO. Meer NO vormen, betekent echter ook meer O3 (ozon) .... Bovendien wordt door de reactie van NO met VOS ook terug NO2 gevormd, die op zijn beurt ook opnieuw ozon kan vormen, waardoor de ozonconcentratie verder kan stijgen.

Als je dan nog weet dat in de uitlaatgassen van wagens veel NO zit en dat NO een zeer korte levensduur heeft (enkele minuten) en direct omgezet ("//geoxideerd") wordt tot NO2, met een langere levensduur in de atmosfeer, van enkele uren tot zelfs dagen, waardoor het via de wind over grote afstanden van de stad naar het platteland kan getransporteerd worden, dan begrijp je dat er in de steden minder ozon is dan op het platteland.


Samenvattend:
- in de steden is er door het wegverkeer veel NO waardoor ozon wegreageert tot NO2
- NO2 vormt ozon op het platteland (als het warm en zonnig is), waar er veel minder NO is (want minder verkeer) en dus minder ozonafbraak.


Bovenstaande verklaart ook waarom kortetermijnmaatregelen (bijvoorbeeld het stilleggen van het verkeer) een omgekeerd effect kunnen hebben op de ozonvervuiling. Minder verkeer betekent minder NO, dus minder ozonafbraak. Verkeersmaatregelen treffen op het moment van een ozonpiek heeft dus weinig zin. Je zou al verschillende dagen (4 à 5 dagen) voor een ozonpiek (verkeers)maatregelen moeten treffen. Ozonsmog episodes zo vroeg van tevoren voorspellen is echter niet makkelijk. Een goede ozonvoorspelling maken hangt af van correcte weersvoorspellingen en die zijn niet altijd even accuraat. Nu het verkeer drastisch (zie verder) beperken om dan binnen 5 dagen vast te stellen dat het toch niet warm en zonnig is (met kans op ozonvervuiling), is dan ook niet evident.
Zelfs dan is kans op succes nog niet verzekerd. Een groot deel van de emissies die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van ozon in België worden aangevoerd uit het buitenland.  Volgens een studie van het VITO zullen tijdelijke maatregelen gedurende 3 zomermaanden, met als bedoeling het aantal overschrijdingen van een uurlijkse ozonconcentratie van 240 µg/m³ te beperken, de ozon piekconcentraties ten hoogste met 5% verminderen.
Kortetermijnmaatregelen hebben uiteraard wel een sensibiliserend karakter (ze laten de automobilist voelen dat hij medeveroorzaker is van de ozonvervuiling) en zullen de algemene luchtkwaliteit in de steden verbeteren, maar hebben (zoals hierboven uitgelegd) geen direct positief effect op de ozonconcentraties (integendeel).

Ozonvoorspellingskaartjes voor vandaag, morgen en overmorgen vind je op onze website in de rubriek Voorspellingen: ozon

De voorspelling voor vandaag heeft een kans van ongeveer 75 % dat ze juist is, die voor morgen en overmorgen hebben een kleinere kans.

Ingewikkelde computermodellen leren ons dat ozonvervuiling enkel kan verminderen als:
1. je drastisch de uitstoot van ozon vormende stoffen beperkt (met 60 - 70 %) !
2. dit niet enkel in België gebeurt maar in gans Europa !
3. maatregelen niet enkel op het moment van een ozonsmog episode genomen worden maar het ganse jaar door!

Er zijn op Europees vlak al een hele reeks maatregelen genomen die hebben gezorgd voor een vermindering van de ozonvervuiling. Een belangrijke maatregel in dit verband was de Europese NEC richtlijn uit 2001, die aan elk land van de EU oplegde hoeveel kiloton NOx en VOS nog mocht uitgestoten worden vanaf 2010. Deze richtlijn zorgde voor een gevoelige verbetering van de ozonproblematiek. Het aantal ozonpieken en de ernst en de duur ervan is nu, bij vergelijkbare meteorologische omstandigheden, gevoelig lager dan in de jaren '90. In 2016 werd een nieuwe NEC richtlijn met strengere emissieplafonds tegen 2020 en 2030 goedgekeurd. Door de verdere voorziene emissiereducties van NOx en VOS zal de ozonvervuiling verder dalen.

Toon of verberg het antwoord Is er binnenshuis ook ozon ?

Zoals reeds in een bovenstaand antwoord gesteld is, is ozon een heel onstabiele en reactieve verbinding. Indien het via de buitenlucht in de huiskamer binnenkomt zal het reageren met alle materialen waarmee het in aanraking komt. De concentratie ozon zal hierdoor dalen tot ongeveer de helft van die in de buitenlucht. Omdat de hoogste ozonconcentraties (buiten) gemeten worden tussen 12 en 22 uur, kan er tijdens ozonsmog episodes het best verlucht worden voor 12 en na 22 uur.

In slecht verluchte ruimtes waar veel (oude) kopieertoestellen en (of) laserprinters werkzaam zijn kunnen sterk verhoogde ozonconcentraties gemeten worden. De laatste generatie laserprinters en kopieerapparaten bezitten “ozonfilters” die de gevormde ozon afbreken en de restemissie tot een minimum beperken.

In het koninklijk besluit “tot wijziging van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat de vaststelling van de grenswaarden voor blootstelling van chemische agentia betreft” van 11 april 1995 (BS. 14/6/1995, blz 17055), is als maximum blootstellingswaarde voor ozon in de werkomgeving 200 µg/m³ (als 8-uursgemiddelde) voorzien.

Toon of verberg het antwoord Wat kan ik zelf doen om hoge ozonconcentraties te voorkomen ?

Zoals reeds in het antwoord op een bovenstaande vraag gesteld, leren ingewikkelde computermodellen ons dat ozonvervuiling enkel zal afnemen wanneer:
1. de uitstoot van ozonvormende stoffen drastisch beperkt wordt (met 60 - 70%)!
2. die maatregelen niet enkel in België maar in gans Europa genomen worden!
3. er niet enkel maatregelen genomen worden op het moment van een ozonsmogepisode maar gedurende het ganse jaar!

Iedereen kan hier z'n steentje toe bijdragen door bijvoorbeeld:
- minder verplaatsingen met de wagen te doen en meer het openbaar vervoer te gebruiken.
- korte verplaatsingen te voet of met de fiets af te leggen.
- zich aan de snelheidsbeperkingen te houden en "sportief" rijgedrag (snel optrekken, hoge toerentallen) te vermijden. Meer info en tips over rijgedrag vindt u op Het nieuwe rijden en op de ROB website.
- Bij de aankoop van een nieuwe wagen de "milieuvriendelijkheid" hiervan in acht nemen : meer info op de VITO website : www.ecoscore.be/
- zo weinig mogelijk solventhoudende verven te gebruiken, maar te kiezen voor verven op waterbasis.
- een zo zuinig mogelijke verwarmingsinstallatie met hoogrendement te kiezen.

Toon of verberg het antwoord Is ozon enkel schadelijk voor de mens ?

Neen. Ozonvervuiling heeft ook gevolgen voor de natuur en de economie. Onder kortstondige blootstelling aan hoge ozonconcentraties verschijnt op sommige planten zichtbare bladschade. Daarnaast heeft ozon ook een cumulatief schadelijke inwerking op gewassen in de vorm van verminderde groei en stressbestendigheid. De aantasting door ozon verergert bij verhoogde opening van de huidmondjes bij planten door bijvoorbeeld verhoogde lucht- en bodemvochtigheid. Bij blootstelling aan hoge ozonconcentraties zal de opbrengst van onder andere graan verminderen. Tijdens "normale" zomers ligt de potentiële opbrengstvermindering van graangewassen in België rond de 5%. Dit kan in "warme" zomers oplopen tot bijna 20%.

Door zijn hoge reactiviteit werkt ozon ook in op de oppervlakte van materialen zoals bijvoorbeeld sommige plastics en verven, wat verkleuringen kan veroorzaken.

Toon of verberg het antwoord Zijn we op de goede weg of verslechtert het ozonprobleem ?

Het antwoord op deze vraag is niet éénduidig en hangt af van de toestandsindicator die gehanteerd wordt, dit wil zeggen van de parameter die gebruikt wordt om de evolutie van de toestand te bekijken.

Voor de bescherming van de volksgezondheid wordt de parameter 'hoogste 8-uursgemiddelde van een dag' gehanteerd. Als lange termijndoelstelling (LTD) wordt vastgelegd dat deze parameter op geen enkele dag nog boven 120 µg/m³ mag uitstijgen. Als tussenstap is voorzien dat vanaf het jaar 2010, gemiddeld over 3 jaar, de LTD nog slechts 25 dagen per kalenderjaar mag worden overschreden.

Met behulp van deze parameter kan als “piekindicator” het overschot boven 120 µg/m³ van het hoogste 8-uursgemiddelde per dag, opgeteld over alle dagen van een kalenderjaar (AOT60ppb-max8u) gedefinieerd worden. Als “gemiddelde” indicator kunnen we het gemiddelde over een jaar van alle gemeten ozonconcentraties beschouwen (jaargemiddelde).
Nemen we als indicator de piekindicator dan blijkt uit analyse van de ozonmetingen dat (omwille van de dalende emissies van ozonprecursoren in Europa) de grootte en het aantal ozonpiekconcentraties sedert midden de jaren 90 (bij vergelijkbare zomers) daalt (klik hier om het verloop van de AOT60ppb-max8u indicator te bekijken).
Bekijken we echter de gemiddelde indicator (bijvoorbeeld jaargemiddelde ozonconcentratie) dan wordt een ongunstig stijgende trend waargenomen, wat wijst op een toenemende achtergrondconcentratie. Het feit dat achtergrondwaarden stijgen, heeft enerzijds te maken met de algemene stijging van de uitstoot van ozonprecursoren in het noordelijk halfrond en anderzijds met een verminderde ozonafbraak wegens reeds ingevoerde lokale NOx-reducties waardoor, althans in onze streken, de ozonniveaus in eerste instantie kunnen toenemen.

Toon of verberg het antwoord Wat zijn PM₁₀ en PM₂.₅?

Naast gasvormige polluenten kan de omgevingslucht ook vervuild worden door deeltjes. Deze deeltjes (in suspensie, vloeibaar of vast), van uiteenlopende samenstelling en afmetingen, worden soms ook "aerosolen" genoemd. Ze worden dikwijls onder de noemer “zwevend stof” gecatalogeerd en ze worden vaak aangeduid als PM (een afkorting van het Engelse “Particulate Matter”).

Dit zwevende stof wordt meestal ingedeeld aan de hand van de 'aerodynamische diameter'. De aerodynamische diameter van een stofdeeltje is de diameter van ene bolvormig deeltje dat in de omgevingslucht hetzelfde gedrag vertoont als een stofdeeltje (dat niet noodzakelijk een bolvorm heeft). In het kader van de luchtkwaliteitsproblematiek is vooral het fijn stof van belang.

Fijn stof zoals PM10, PM2.5, PM1 en PM0.1 definieert men als een fractie van deeltjes met een aerodynamische diameter kleiner dan respectievelijk 10, 2,5, 1 en 0,1 µm (ter info: 1µm = 1 miljoenste van een meter of 1 duizendste van een millimeter). Ter vergelijking, de gemiddelde diameter van een menselijk haar is 50–70 µm (zie onderstaande figuur).

PMsize1

Grotere deeltjes worden snel nadat ze in de atmosfeer terechtgekomen zijn door de zwaartekracht neergeslagen op de grond of uitgespoeld door regen. De fijnere deeltjes kunnen langer (enkele dagen tot weken) in de atmosfeer blijven. Bijgevolg kunnen deze fijnere deeltjes getransporteerd worden over langere afstanden. Door de langere verblijf tijd in de atmosfeer kunnen de samenstellingen en de eigenschappen van de deeltjes wijzigen door fysicochemische processen.

fijn stof naast de straat

Bron: C. Trimbacher Umweltbundesamt Wien

Deze foto is een elektronenmicroscopische opname van fijn stof op een filter, die geplaatst werd in de buurt van een straat. Dieselroet (de kleine grijze bolletjes) overheerst op deze filter. De lichtblauwe bolletjes zijn deeltjes afkomstig van verbrandingsprocessen, de roze deeltjes zijn mineralen en de groene blokjes zijn zouten.

Toon of verberg het antwoord Hoe ontstaat fijn stof?

Fijn stof bestaat uit primaire en secundaire deeltjes. Het onderscheid tussen primaire en secundaire deeltjes wordt gemaakt op basis van de manier waarop ze gevormd worden.

De primaire deeltjes worden rechtstreeks in de atmosfeer uitgestoten en kunnen vast of vloeibaar zijn. Het kunnen bijvoorbeeld minerale deeltjes zijn, afkomstig van bodemerosie, woestijnzand, vulkanische as, etc. Ook roetdeeltjes, afkomstig van de verwarming van huizen of deeltjes uitgestoten door het verkeer, kunnen rechtstreeks uit de uitlaat komen of ontstaan bij slijtage van banden of bij het remmen. Ook deeltjes die door het verkeer opnieuw in suspensie gebracht worden (dit is stof dat op straat ligt en terug wordt opgewaaid) behoren tot deze primaire fractie.

Secundaire deeltjes ontstaan in de atmosfeer door chemische reacties uit gasvormige voorloperverbindingen (precursoren) zoals ammoniak (NH3), zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) of organische verbindingen. Uit deze gassen of de reactieproducten ervan kunnen aerosolen gevormd worden door de vorming van nieuwe deeltjes (nucleatie) of door zich te hechten aan reeds bestaande deeltjes (coagulatie). Uit onderzoek van de VMM blijkt dat de secundaire anorganische (SIA of secondary inorganic aerosols) fractie ongeveer 40% bijdraagt aan de totale massa van PM10 in Vlaanderen. SIA is het secundair fijn stof dat gevormd wordt uit NH3, SO2 en NOx. Meer info over de samenstelling van het fijn stof vindt u hier (CHEMKAR rapport).

 

Toon of verberg het antwoord Waaruit is fijn stof samengesteld?

De chemische samenstelling van de stofdeeltjes vertoont een zeer grote variabiliteit die afhankelijk is van de aard en de nabijheid van de emissiebronnen, en van de transformaties die de deeltjes in de atmosfeer kunnen ondergaan.

Uit de Chemkar PM101 studie blijkt dat de 'gemiddelde' chemische samenstelling in Vlaanderen van PM10 bestaat uit 40% secundaire anorganische ionen zoals nitraat, sulfaat en ammonium. Dit secundair anorganisch fijn stof wordt vooral veroorzaakt door de uitstoot van de transport- , industrie- en landbouwsector. De organische massa (dioxines, alkanen, PAK's,...) die 20% uitmaakt van de totale massa fijn stof is een complexe groep die bestaat uit zowel primair als secundair fijn stof. Er wordt aangenomen dat o.a. de verbrandingsprocessen een belangrijke rol spelen bij de vorming van deze organische fractie. 

Het aandeel bodemstof (14%) is afkomstig van opwaaiend bodemstof. Dit bodemstof kan ontstaan door het bewerken van akkers maar kan ook straatstof zijn dat door het verkeer terug wordt opgewaaid ("resuspensie"). Het betreft hier eerder de grove fractie van PM10.

Zeezout (8%) ontstaat bij verdamping van opstuivende zeewaterdruppels en heeft een gelijkaardige samenstelling als zeewater. Elementair koolstof (4%) is een maat voor roet afkomstig van verbranding van fossiele brandstoffen en biomassa. Het (diesel)wegverkeer is vermoedelijk de belangrijkste bron voor deze component. Er zijn verschillende aanwijzingen dat deze fractie van het fijn stof behoort tot de meest schadelijke voor de volksgezondheid.

Samenstelling Fijn Stof

1Bron: Chemkar VMM (2009), Chemkar PM10: Chemische karakterisatie van fijn stof in Vlaanderen, 2006-2007.

Toon of verberg het antwoord Wat zijn de oorzaken van fijn stof?

Fijnstofdeeltjes kunnen zowel van antropogene (door de mens veroorzaakt) als van natuurlijke bronnen komen. Vulkaanuitbarstingen, bodemerosie, zeezout of de aanvoer van woestijnzand kunnen natuurlijke bronnen van fijn stof zijn. Ook stuifmeel (van plantaardige oorsprong) kan een component van fijn stof zijn.

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de emissies en de concentraties (soms ook immissies genoemd) van fijn stof. Met emissies (uitgedrukt in bv. ton per jaar) wordt de uitstoot van fijn stof door bronnen (verkeer, landbouw, industrie,...) bedoeld. De concentraties in de buitenlucht (meestal uitgedrukt in microgram per kubieke meter of µg/m3) worden bepaald door die uitstoot en de meteorologische omstandigheden. Er is echter niet altijd een lineaire relatie tussen de emissies en de concentraties van fijn stof.

De belangrijkste antropogene primaire emissies van PM₁₀ in Europa (EEA-33) in 2015 zijn de emissies van verbrandingsprocessen van commercieel, institutioneel en huishoudelijk energiegebruik (41 %), industriële processen (17 %), de landbouwsector (15 %) en het wegtransport (11 %). In België zijn verbrandingsprocessen van commercieel, institutioneel en huishoudelijk energiegebruik voor ruim 45 % van de PM₁₀-uitstoot verantwoordelijk, waarmee dit ook in België de belangrijkste sector is op vlak van PM₁₀-emissies. Andere nationale, belangrijke sectoren zijn wegtransport (15 %), industrie (16 %) en de landbouwsector (16 %). (Voor meer cijfers, zie https://www.eea.europa.eu/data-and-maps/dashboards/air-pollutant-emissions-data-viewer-5)

Naast de primaire emissies van PM₁₀, wat de rechtstreekse uitstoot van fijn stof omvat, wordt fijn stof ook gevormd als gevolg van reacties in de lucht van NOₓ, SO₂ en NH₃. Deze tweede categorie wordt dan secundair fijn stof genoemd. Hierbij zijn de belangrijkste emissiebronnen op Europees niveau eveneens landbouw (vooral NH₃), wegtransport (vooral NOₓ), energieproductie (NOₓ en SO₂) en verwarming van gebouwen. In België zien we dezelfde sectoren terugkeren, maar is de industrie ook een belangrijke bron van SO₂ en NOₓ, terwijl het relatieve aandeel van energieproductie en gebouwverwarming lager is dan in Europa.

Toon of verberg het antwoord Welke concentraties mogen niet overschreden worden?

In de Europese richtlijn uit 2008 betreffende de luchtkwaliteit worden enkele grenswaarden vastgelegd. Het zijn wetenschappelijk onderbouwde concentratieniveaus die niet overschreden mogen worden om schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en/of het milieu als geheel te verminderen.

De grenswaarden zijn maximale concentraties uitgedrukt in µg/m³ voor verschillende tijdsperiodes: een uurgemiddelde, een daggemiddelde of jaargemiddelde concentratie. Er zijn niveaus voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, PM₁₀, PM₂.₅, lood, benzeen en koolmonoxide.

 

Polluent

 Middelingstijd

Grenswaarde

Datum waarop grenswaarde moet zijn bereikt

PM₁₀

Jaargemiddelde

40 µg/m³

Sinds 1 januari 2005

 

Daggemiddelde

50 µg/m³

Sinds 1 januari 2005

PM₂.₅

Jaargemiddelde

25 µg/m³

Sinds 1 januari 2015

Benzeen

Jaargemiddelde

5 µg/m³

Sinds 1 januari 2010

CO

Hoogste 8-uurgemiddelde van een dag

10 µg/m³

Sinds 1 januari 2005

Lood

Jaargemiddelde

0,5 µg/m³

Sinds 1 januari 2005

NO₂

Jaargemiddelde

40 µg/m³

Sinds 1 januari 2010

 

Uurgemiddelde

200 µg/m³

Sinds 1 januari 2010

SO₂

Daggemiddelde

125 µg/m³

Sinds 1 januari 2005

Uurgemiddelde 350 µg/m³

Sinds 1 januari 2005

Naast deze grenswaarden, die verplicht moeten worden bereikt, worden in de richtlijn ook streefwaarden, informatiedrempels en alarmdrempels beschreven voor verschillende polluenten. De streefwaarden zijn concentraties die ‘voor zover mogelijk’ moeten worden bereikt, terwijl de informatie- en alarmdrempels concentratieniveaus zijn waarbij België verplicht de bevolking moet informeren.

Elk jaar toetsen we het volledige Belgische grondgebied aan deze grenswaarden in ons jaarrapport luchtkwaliteit.

Toon of verberg het antwoord Wat zijn de richtlijnen die opgesteld zijn door de Wereldgezondheidsorganisatie?

De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) heeft advies- en referentiewaarden voor een aantal polluenten met als doel de gezondheidsimpact zoveel mogelijk te beperken. Deze advies- en referentiewaarden zijn bedoeld om beleidsmakers overal ter wereld te informeren en om op een efficiënte manier de risico’s van luchtvervuiling te beperken of te voorkomen. De advies- en referentiewaarden komen tot stand na evaluatie van wetenschappelijke studies (meta-analyses). Bij levenslange blootstelling aan de referentiewaarde wordt één extra kankergeval per 100.000 mensen berekend. In september 2021 werden de advieswaarden uit 2005 aangepast en voor de meeste polluenten vestrengd:

WGO advies- en referentiewaarden
PolluentOnderwerpMiddelingstijdOude doelstelling (2005)Nieuwe doelstelling (2021)
Fijn stof - PM10 advieswaarde 1 dag
1 jaar
50 µg/m³ (max. 3 - 4/jaar)
20 µg/m³
45 µg/m³  (max. 3 - 4/jaar)
15 µg/m³
Fijn stof - PM2.5 advieswaarde 1 dag
1 jaar
25 µg/m³ (max. 3 - 4/jaar)
10 µg/m³
15 µg/m³  (max. 3 - 4/jaar)
5 µg/m³
Stikstofdioxide (NO2) advieswaarde 1 uur
1 dag
1 jaar
200 µg/m³
/
40 µg/m³
200 µg/m³
25 µg/m³
10 µg/m³
Zwavelstofdioxide (SO2) advieswaarde 10 minuten
1 dag
500 µg/m³
20 µg/m³
500 µg/m³
40 µg/m³
Ozon (O3) advieswaarde 8-uur*
6 maand/8 uur**
100 µg/m³ 
/
100 µg/m³  (max. 3 - 4/jaar)
60 µg/m³
Koolstofmonoxide (CO) advieswaarde 15 minuten
1-uurgemiddelde
8-uurgemiddelde
1 dag
100 mg/m³
35 mg/m³
10 mg/m³
/
100 mg/m³
35 mg/m³
10 mg/m³
4 mg/m³ (max. 3 - 4/jaar)
Benzeen  referentiewaarde kalenderjaar 1.7 µg/m³ 1.7 µg/m³
Lood (Pb) advieswaarde kalenderjaar 0.5 µg/m³ 0.5 µg/m³
Arseen (As) referentiewaarde kalenderjaar 6.6 ng/m³ 6.6 ng/m³
Cadmium (Cd) advieswaarde kalenderjaar 5 ng/m³ 5 ng/m³
Nikkel (Ni) referentiewaarde kalenderjaar 25 ng/m³ 25 ng/m³
Benzo(a)pyreen (B(a)P) referentiewaarde kalenderjaar 0.12 ng/m³ 0.12 ng/m³

*hoogste 8-uurgemiddelde van een dag
**glijdend 6-maandgemiddelde van de hoogste 8-uurgemiddelde van een dag tijdens het piekseizoen

Omdat het niet uitgesloten is dat er ook nog onder de advieswaarden gezondheidseffecten kunnen optreden, bieden de hierboven vermelde advies- en referentiewaarden dus geen absolute bescherming van de gezondheid. De advies- en referentiewaarden van de WGO zijn bedoeld om overal ter wereld te gebruiken om acties (in verschillende contexten) ter verbetering van de luchtkwaliteit te ondersteunen.

De door de Europese Unie gehanteerde grens- of streefwaarden zijn een afweging van een drietal elementen: bescherming van de volksgezondheid, de hiermee gepaard gaande risicoanalyse en de politieke context. De normen zijn afhankelijk van de gehanteerde strategie om een evenwicht te bereiken tussen de gezondheidsrisico’s, de technische haalbaarheid, economische overwegingen en nog verschillende andere politieke en sociale aspecten, die op hun beurt afhankelijk zijn van de ontwikkeling en de mogelijkheden van de EU-lidstaten en de aanwezige expertise op het vlak van luchtkwaliteit.

Toon of verberg het antwoord Gezondheidsimpact van fijn stof: is er een verminderde levensverwachting?

Hoe kleiner het fijnstofdeeltje, hoe dieper het via de luchtwegen in het menselijk lichaam kan terecht komen. De allerkleinste deeltjes kunnen tot in het bloed doordringen. PM10 kan de slijmafvoer in de luchtwegen verstoren, ademhalingsklachten veroorzaken en de gevoeligheid voor luchtweginfecties verhogen. Ondermeer de aanwezigheid van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) in sommige stofdeeltjes bevordert de ontwikkeling van longkanker. Andere toxische bestanddelen van fijn stof kunnen zich na afzetting in de longen nog verder in het (menselijk) lichaam verspreiden via de bloedbaan of het lymfestelsel. Door blootstelling aan hoge piekconcentraties fijn stof verhoogt ook het risico op het krijgen van een hartaanval. Ultrafijne partikels (UFP of PM0,1 ) dringen dieper door in de longen dan grotere partikels, hebben een veel groter oppervlak per eenheidsmassa, en kunnen rechtstreeks in de bloedsomloop geraken. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat vooral de verbrandingsdeeltjes (vooral afkomstig van de uitlaten in het verkeer) van UFP gezondheidseffecten kunnen veroorzaken. Het is nog niet 100% duidelijk welke mechanismen er schuil gaan achter deze gezondheidseffecten.

De mate waarin fijnstof binnendringt in het lichaam, is afhankelijk van de grootte van de stofdeeltjes

Bron: Lokaal gezondheidsoverleg

De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) stelt dat kortstondige blootstelling aan hoge fijnstofconcentraties (kortetermijnblootstelling) de volgende effecten kunnen hebben: ontsteking van de longen, effecten op de luchtwegen, nefaste effecten van cardiovasculaire aard (effect op hart- en bloedvaten), een toename van het gebruik van medicatie, hospitalisatie en mortaliteit. Mensen met luchtwegenaandoeningen zoals astma, chronisch obstructief longlijden (COPD), hartproblemen evenals oudere personen en kinderen worden als risicogroepen beschouwd.

Ook de langdurige blootstelling aan lagere fijnstofconcentraties kan aanleiding geven tot negatieve gezondheidseffecten (lange termijn effecten). Zo stelt de WGO dat er een hoger risico is op het krijgen van luchtwegenaandoeningen en dalende levensverwachting als gevolg van cardio-pulmonaire (hart en longen) mortaliteit en waarschijnlijk ook als gevolg van longkanker. Deze effecten zijn meer uitgesproken bij oudere mensen, kinderen of mensen die hart-, immuniteits- of ademhalingsproblemen hebben.

In het kader van het CAFE programma (Clean Air For Europe) werd berekend dat in het jaar 2000 door blootstelling aan PM2,5 de levensverwachting in de EU gemiddeld daalde met 8 maanden. Voor Vlaanderen werd berekend dat een inwoner gemiddeld ongeveer één gezond levensjaar verliest door de chronische gezondheidseffecten van PM2,5. In de Scandinavische landen is de daling van de levensverwachting het beperktst.

Uit een Amerikaanse studie (Pope et al., 2009) blijkt dat de levensverwachting ook terug toeneemt wanneer fijnstofconcentraties dalen.

verlies aan levensverwachting door PM2.5 uitgedrukt in maanden (prognose voor 2010). Deze inschatting is gebaseerd op modelresultaten, niet op metingen!
Figuur: Het aantal jaren levensverwachtingsvermindering door PM2.5 uitgedrukt in maanden (prognose voor 2010). Deze inschatting is gebaseerd op modelresultaten, niet op metingen!

Toon of verberg het antwoord Helpt een mondmasker om de inhalering van fijn stof te verminderen?

Een eenvoudig masker van papier beschermt absoluut niet tegen de fijne stofdeeltjes.

Er bestaan beschermingsmaskers die gebruikt moeten worden door arbeiders die blootgesteld zijn aan fijn stof. Deze maskers bestaan uit filterende en absorberende materialen die voldoen aan de eisen zoals gesteld in de Europese Richtlijn 89/686/EEG inzake persoonlijke beschermingsmiddelen.

Het zou echter overdreven zijn om dergelijke maskers te dragen op straat (althans in ons land). Enkel mensen die lijden aan bepaalde ziektes of werknemers die continue blootgesteld worden aan fijnstofconcentraties, kunnen voordeel halen uit het dragen van dergelijke maskers.

Toon of verberg het antwoord Worden de Europese PM₁₀-grenswaarden gehaald in België?

Aangezien het onmogelijk is om overal een meetstation te plaatsten worden interpolatiekaarten gebruikt om concentraties voor gans België ruimtelijk weer te geven. Deze kaarten (met een resolutie van 4x4 km²) worden gemaakt met de RIO-corine interpolatietechniek. Deze techniek maakt gebruik van satelliet landgebruiksgegevens om de PM₁₀-vervuiling in te schatten op plaatsen waar geen PM₁₀ metingen gebeuren.

Jaargemiddelde PM₁₀-concentraties

De Europese jaargrenswaarde (40 µg/m³) werd in 2015 niet overschreden (zie onderstaande kaart, rood staat voor een overschrijding). In voorgaande jaren werden er soms lichte lokale overschrijdingen vastgesteld op plaatsen in de buurt van belangrijke emissiebronnen. In 2003 werd de jaargrenswaarde op verschillende plaatsen niet gehaald omwille van de uitzonderlijke meteorologische omstandigheden dat jaar (droog, lage gemiddelde snelheden en meer dan gemiddeld continentale luchtstromingen). De jaargemiddelde PM₁₀-concentratie kan beschouwd worden als een maat voor de langetermijnblootstelling aan deze fractie van fijn stof. Om een historisch overzicht te verkrijgen van de jaargemiddelde PM₁₀-concentraties, klik hier.

pm10_anmean_2015

 

Daggemiddelde PM₁₀-concentraties

De Europese PM₁₀-daggrenswaarde (niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie hoger dan 50 µg/m³) werd in 2015 in België ook nergens overschreden.  Om een historisch overzicht te verkrijgen van de daggemiddelde PM₁₀-concentraties, klik hier.

Toon of verberg het antwoord Wat is het aandeel aan de fijnstofconcentraties in België die afkomstig zijn uit het buitenland?

Volgens verschillende studies en simulaties is 70 tot 80% van de gemeten concentraties altijd aanwezig, zelfs bij afwezigheid van emissies in België. Dit bewijst dat een groot deel van de PM10-vervuiling waarschijnlijk kan toegewezen worden aan langeafstandstransport. Naast dit aandeel (transboundary background) zijn er nog de regionale en de lokale bijdragen. In zones met veel fijnstofemissies (agglomeraties, industriezones,…) is de impact van lokale emissies op gemeten concentraties veel belangrijker.

Vanuit een ander oogpunt kan men zien dat de emissies afkomstig uit het buitenland een grote impact zullen hebben op de jaargemiddelde concentraties. De dagelijkse overschrijdingen van de grenswaarde zullen voornamelijk gerelateerd zijn aan lokale emissies.

oorsprong emissies

 

Omgekeerd kan men dan ook stellen dat heel wat "Vlaams" fijn stof geëxporteerd wordt buiten onze landsgrenzen. Dit kan aangetoond worden aan de hand van onderstaande figuur.
Deze figuur geeft weer hoe de PM2,5 concentraties zouden dalen  in onze buurlanden (en in Vlaanderen zelf) indien er geen Vlaamse emissies zouden zijn.

Vlaamse fijnstofemissies in Europa

Toon of verberg het antwoord Is huishoudelijke verwarming ook een bron van fijnstofemissies?

Verwarmingssystemen kunnen gebruik maken van verschillende energiebronnen: fossiele brandstoffen (kolen, stookolie, gas), biomassa (hout,…), natuurlijke bronnen (zonne-energie, geothermie,…). Enkel de systemen die gebruik maken van natuurlijke bronnen, zijn “emissie-neutraal”. Ondanks het feit dat het inderdaad klopt dat een volledige verbranding enkel maar zorgt voor koolstofdioxide- en wateremissies, is het overgrote deel van de verbrandingen onvolledig, en vinden er dus ook emissies plaats van verontreinigende gassen en partikels. De meeste brandstoffen bevatten ook “onzuiverheden” of niet-brandbare elementen, in variabele hoeveelheden. De verontreinigende emissies zijn dus afhankelijk van het type brandstof en de gebruikte technologie.

De afgelopen jaren werd er meer en meer gebruik gemaakt van verwarmingssystemen op hout. Men beschouwt hout vaak als een schone, hernieuwbare en goedkope energiebron, en hierdoor zou men ook geen fossiele brandstof meer hoeven te gebruiken. Men moet er echter voor opletten dat hout een “ruwe” energiebron blijft, bestaande uit ongeraffineerde, complexe elementen. Om ervoor te zorgen dat de emissies zeer laag zouden zijn, moet men het verbrandingsproces perfect kunnen beheersen en controleren.

Recente Europese studies hebben aangetoond dat biomassaverbranding (verbranding van hout, verbranding van vegetatie) in belangrijke mate bijdraagt aan de luchtvervuiling, voornamelijk in de winter. Het Europese project CARBOSOL heeft de bijdrage van verschillende energiebronnen aan de fractie organische koolstof bestudeerd. De analysemethodes gebruikt in het onderzoek deden een beroep op chemische tracers, zoals levoglucosaan, en gebruikten ook C14-metingen.
Levoglucosaan – een suiker die ontstaat door de verbranding van cellulose – blijkt een zeer goede chemische tracer te zijn, die toelaat om ondubbelzinnig de emissies te bepalen die ontstaan door biomassaverbranding. C14 is een radioactieve isotoop van koolstof die te snel desintegreert (halfwaardetijd van ongeveer 5730 jaar) om terug te vinden in fossiele brandstoffen, maar die wel aanwezig is in biomassa. De resultaten hebben aangetoond dat in de winter 50 à 70% van de massa aan koolstofhoudende aerosolen afkomstig is van de verbranding van biomassa, ongeacht de geografische locatie in Europa.

Om de vervuiling, en dan voornamelijk het koolstofgedeelte, op een continentale schaal in de winter te beperken, zijn technologische ontwikkelingen op vlak van  biomassaverbranding noodzakelijk, net als een rigoureuze reglementering om de toepassingsmogelijkheden te beperken.

Toon of verberg het antwoord Zijn de stoffilters voor dieselwagens een efficiënte manier om fijnstofvervuiling tegen te gaan?

Om tegemoet te komen aan de emissienormen voor fijn stof (Richtlijn EC 715/2007), hebben de autoconstructeurs hun voertuigen voorzien van een stoffilter. De filter elimineert een groot deel van de deeltjes in de uitlaatgassen van dieselwagens, door middel van een fysische filtratie op een keramische drager.

Om de efficiëntie van de filtratie te waarborgen, verstopping te voorkomen en prestatievermindering van de motor tegen te gaan, is het noodzakelijk dat de filter gedurende ongeveer 10 % van de rijtijd gegenereerd wordt. Gedurende deze regeneratiefase moet de temperatuur in de filter ongeveer een 500 °C zijn, zodat het mogelijk is om de geaccumuleerde deeltjes te verbranden en vernietigen. Deze temperatuur ligt ver boven de normale temperatuur van de uitlaatgassen die ongeveer 200 °C bedraagt. De oplossing is dus om de temperatuur te verhogen vóór de filter, door injectie van een hoeveelheid brandstof in de katalysator op de plaats waar het zal ontbranden. Bij sommige filters zorgt de toevoeging van een katalysatoradditief in de brandstof ervoor dat het mogelijk wordt om de regeneratietemperatuur te doen dalen.

Bij afwezigheid van een additief is de regeneratie minder efficiënt, zeker onder stadsverkeerscondities. In reële rij-omstandigheden impliceert de regeneratiefase een verhoogde emissies van verontreinigende gassen (NO₂). Bij de testcycli van de emissieniveaus (EURO-normen) houdt men daar voorlopig geen rekening mee. Bovendien neemt de efficiëntie van de filters af met de grootte van de deeltjes. Zelfs als er slechts 1 tot 5% van de massa van de deeltjes ontsnappen uit de filters is dit aantal zeer belangrijk, gezien het gegeven dat die deeltjes vaak een diameter hebben kleiner dan 1 µm, en ze dus zorgen voor de grootste gezondheidsproblemen.

Toon of verberg het antwoord Zijn enkel dieselwagens vervuilend?

Benzinewagens met directe injectie (DI) stoten meer ultrafijne deeltjes (UFP) uit dan dieselwagens mét roetfilter. Tot september 2017 was de EURO-6 uitstootgrens voor UFP voor DI-benzinewagens 10 keer hoger dan die voor dieselwagens (nl. 6 x 10^12 tegenover 6 x 10^11 deeltjes/km). Om de grens van 6 x 10^11 UFP-deeltjes te halen zal bij DI-benzinewagens een 'Gasoline Particulate Filter' (GPF) geïnstalleerd moeten worden. De autosector heeft in 2014 de Europese regelgever kunnen overtuigen om de uitstootnorm voor DI-benzinewagens nog 3 jaar 10x hoger te laten zijn in vergelijking met dieselwagens met als argument dat dit zou toelaten om DI-motoren technisch aan te passen zodat de strengere norm tegen september 2017 ook zonder GPF zou gehaald worden. Of het halen van de UFP-grens voor benzine DI's, ook in realistische rijomstandigheden, mogelijk is zonder GPF is echter twijfelachtig. Tot september 2017 mochten DI-benzinewagens dus 10x meer UPF uitstoten. Oudere DI-benzinewagens kunnen dus een grotere bron van UFP zijn gezien ze meer deeltjes mogen uitstoten dan dieselwagen met roetfilter. Dit wordt getoond in onderstaande figuur die de uitstoot van UFP-deeltjes voor DI-wagens en dieselvoertuigen met en zonder filter weergeeft.

Dus niet alleen dieselwagens produceren luchtvervuiling, ook benzinewagens en alle andere type wagens met een verbrandingsmotor (CNG, ...) vervuilen de lucht. Zelfs elektrische wagens zijn geen "zero emission" voertuigen: ook zij veroorzaken fijn stof door "niet-uitlaat" emissies dat veroorzaakt wordt door slijtage van de banden, het wegdek en de remmen. Daarenboven moet ook de duurzaamheid van de elektriciteit die nodig is om de batterijen van elektrische wagens op te laden in acht genomen worden. De stikstofoxide (NOx) uitstoot is bij de modernste EURO6(d) dieselwagens vergelijkbaar met DI benzinewagens. De EURO6 NOx-emissienorm voor dieselwagens blijft wel hoger (80 mg/m³) dan voor benzinewagens (60 mg/km).

barplot particle emissions vehicles

DPF: diesel met filter, GDI: DI-benzine, non-DPF: diesel zonder filter

Bron figuur: https://www.aecc.eu/wp-content/uploads/2020/08/151027-IQPC-RDE-AECC-RDE-of-a-GPF-equipped-production-car_final.pdf, slide 3

Toon of verberg het antwoord Wanneer komen smogepisodes voor?

"SMOG" is de samentrekking van de Engelse woorden "smoke" (rook) en "fog" (mist). Het woord werd voor het eerst gebruikt in de jaren '50 toen er op sommige dagen in de winter een "mist" van "rook" over Londen hing. Deze smog werd veroorzaakt door het veelvuldig gebruik van (vervuilende) steenkool voor het verwarmen van woningen. Smog wordt nu gebruikt om een periode met teveel luchtvervuiling aan te geven. In de zomer spreekt men dan van "ozon-" of "zomersmog". In de winterperiode is de belangrijkste component van "(winter)smog" fijn stof. Ook in het voorjaar (maart/april) zijn er soms fijnstofsmogepisodes die veroorzaakt worden door een toename van voornamelijk (anorganisch) secundair fijn stof

Smogepisodes in de winter (december tot en met februari) zijn in hoofdzaak te wijten aan een slechte verdunning van de luchtvervuiling bij ongunstige meteorologische omstandigheden: weinig wind (van continentale oorsprong) en een temperatuursinversie. Weinig wind zorgt voor een slechte horizontale dispersie (verspreiding) van de vervuiling, en de aanwezigheid van een thermische inversie verhindert de verticale dispersie. Wanneer de wind een oostelijke component heeft, dan wordt ook vervuilde lucht uit Oost-Europa aangevoerd. Deze continentale lucht is meestal meer vervuild dan Atlantische (zee)lucht en kan over zeer grote afstanden getransporteerd worden. Fijn stof uit Oost-Europa kan zo ook in ons land terechtkomen waarbij de fijnstofconcentraties gevoelig toenemen.

Thermische of temperatuursinversie

In normale situaties neemt de temperatuur af met de hoogte. Bij een thermische of temperatuursinversie doet zich het omgekeerde voor: vanaf een bepaalde hoogte stijgt de temperatuur opnieuw en wordt ze hoger dan de temperatuur in de lagere luchtlagen. De luchtvervuiling, die in een normale situatie verticaal wordt verdund, wordt nu vastgehouden onder die inversielaag. Deze inversielaag zorgt voor een soort deken die de luchtvervuiling tegenhoudt. Temperatuursinversies komen in de winter vaak voor wanneer we onder de invloed zijn van een hogedrukgebied. In een hogedrukgebied zijn er dalende luchtstromingen. Dalende lucht warmt op door wat men in de fysica "adiabatische compressie" noemt. In dat geval spreekt men van een subsidentie-inversie.

Als er tijdens een periode met een temperatuursinversie ook weinig wind is, wordt ook de horizontale verspreiding van de luchtvervuiling moeilijker. De stoffen die zorgen voor luchtvervuiling zullen zich opstapelen in een kleiner volume lucht (door de inversie), waardoor de concentratie van onder andere fijn stof zal toenemen. Hoe lager in de atmosfeer de inversie begint, hoe kleiner het volume waarin zich de luchtvervuiling kan opstapelen, en dus hoe ongunstiger de inversie voor de luchtkwaliteit.

temperatuursinversie

foto temperatuursinversie






Een temperatuursinversie is soms zichtbaar: Op 18 februari 2008 was er in Waregem een woningbrand. Omdat er die dag geen wind was, steeg de rookpluim van die brand verticaal. Omdat er ook een temperatuursinversie was, steeg de rookpluim tot aan de inversielaag waarna ze zich verder horizontaal verspreide. Foto: Frank Desoppere (waarvoor dank)

Toon of verberg het antwoord Welke acties onderneemt men in Belgie tijdens (fijn stof) smogepisodes?

Eén van de taken van IRCEL is het opvolgen van episodes met verhoogde luchtvervuiling (smogepisodes). IRCEL informeert de bevolking en de verantwoordelijke instanties die de Gewesten hebben aangeduid. Dit kadert in de verplichting van de Europese Unie die in haar luchtkwaliteitsrichtlijn stelt dat de bevolking geïnformeerd moet worden en dat er maatregelen moeten genomen worden om het risico en de duur van de overschrijding van de Europese grenswaarden te beperken.

Op 2 september 2008 hebben de milieuministers van de drie gewesten samen met IRCEL een coördinatieprotocol opgesteld om de maatregelen die de drie gewesten nemen tijdens smogepisodes te harmoniseren. Dit protocol is van toepassing op periodes met verhoogde vervuiling van fijn stof (PM₁₀, PM₂.₅) en stikstofdioxide (NO₂). Op 10 juli 2019 werd dit protocol aangepast. Naast het toevoegen van de kleinere fijnstofcomponent PM₂.₅ werden er naast alarmdrempels ook informatiedrempels (zowel voor PM₁₀ als PM₂.₅) ingevoerd.

Om smogepisodes te voorspellen, gebruikt IRCEL weersvoorspellingen afkomstig van meteorologische modellen (ALADIN, ECMWF) om ongunstige verdunningsomstandigheden in de atmosfeer te detecteren. Daarnaast worden ook de luchtkwaliteitsmodellen (onder andere SMOGSTOP, OVL, CHIMERE) van IRCEL ingezet die de concentraties van PM₁₀, PM₂.₅ en NO₂ voorspellen. Deze verschillende informatiebronnen worden geanalyseerd en zijn samen met de "expert opinion" van de luchtkwalitetisexperten van IRCEL de basis om een voorspelling van de luchtkwaliteit te maken op de korte termijn (enkele dagen).

Bij overschrijding van de gewestelijke smogalarm- of informatiedrempels worden maatregelen genomen die per gewest kunnen verschillen.

  • - informatiedrempel: bij overschrijding ervan wordt de bevolking geïnformeerd en worden adviezen gegeven om de uitstoot van luchtvervuiling te beperken
  • - alarmdrempel: bij overschrijding worden er emissiebeperkende maatregelen opgelegd.


Er bestaan geen Europese informatie- en of alarmdrempels voor fijn stof.

Informatiedrempels

Sinds 2016 is er in de drie gewesten, naast de alarmdrempel, ook een informatiedrempel van toepassing.

De informatiedrempel is gebaseerd op 24 uursgemiddelde metingen en op de voorspelling voor de volgende 24 à 48 uur. De informatiedrempel voor PM₂.₅ bedraagt 35µg/m³ (als glijdend 24-uursgemiddelde) en voor PM₁₀ bedraagt deze 50 µg/m³ (als glijdend 24-uursgemiddelde).

Voor het Vlaamse en het Brusselse Hoofdstedelijk gewest worden de gemeten concentraties uitgemiddeld over het betreffende gewest. Voor het Waals gewest worden de daggemiddelden berekend op basis van meetstations die zich ten noorden van de Samber- en Maasvallei bevinden.


De informatiefase wordt geactiveerd als de informatiedrempels (24-uursgemiddelde gemeten concentraties) overschreden worden EN als de voorspellingen van de meteorologische omstandigheden de volgende 24-uur ongunstig blijven voor de luchtkwaliteit.

Bij activatie van de informatiefase verspeidt IRCEL een bulletin met algemene informatie:
  • - over de oorzaak en de oorsprong van de verhoogde concentraties;
  • - met de concentraties en de evolutie hiervan
  • - met algemene gezondheidsaanbevelingen en tips om de emissies te beperken

De informatiedrempel wordt enkele keren per jaar overschreden. De overschrijdingen doen zich hoofdzakelijk voor in de winter (wanneer de verdunningsomstandigheden in de atmosfeer ongustig zijn) en in het voorjaar (tijdens periodes waarin landbouwgronden worden bemest).

In Vlaanderen

Als de informatiefase geactiveerd is, wordt in het Vlaamse gewest door de Vlaamse Milieumaatschappij een stookadvies afgekondigd dat houtverbranding als verwarmingsbron afraadt.

In Wallonië

Er wordt aan de bevolking gevraagd om de emissies te beperken: o.a. gebruik geen hout als verwarmingbron, beperk individueel autoverkeer

In Brussel

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hanteert twee informatiefasen: een eerste drempel (drempel 0) voor de lancering van de informatie- en sensibiliseringsfase. Indien de overschrijding 24 uur aanhoudt en er geen verbetering optreedt van de meteorologische omstandigheden binnen de 24 à 48 uur dan wordt de informatie- en sensibiliseringsfase geactiveerd. Er is een tweede drempel (drempel 0+) gedefinieerd in het geval dat de drempel 0 twee opeenvolgende dagen overschreden blijft. Bij overschrijding van deze drempel 0+ wordt er een informatie- en interventiefase gelanceerd. Er wordt o.a. een snelheidsbeperking ingevoerd.

Informatie- en sensibiliseringsfase - drempel 0

De bevolking wordt aangemoedigd om de emissies te beperken: Alternatieve transportmiddelen ter vervanging van de auto worden aangeraden alsook het vermijden van verwarming door houtverbranding.

Informatie- en interventiefase – aanhouden van drempel 0 (drempel 0+)

Een aantal maatregelen om alternatief vervoer van de auto te bevorderen en het autoverkeer te beperken worden ingevoerd.

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt een snelheidsbeperking tot 50 km/h ingesteld daar waar normaal een snelheidslimiet van 70 of 90 km/h geldt.

Versterkte snelheidscontroles in het ganse Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Gratis openbaar vervoer (MIVB).

Gratis dagticket van Villo!

Houtverbranding als verwarmingsbron wordt verboden (tenzij dit de enige verwarmingsbron betreft).

Een snelheidsbeperking van 90 km/h op de ring van Brussel (R0) wordt ingevoerd als op dat moment ook het smogalarm in Vlaanderen met bijhorende snelheidsverlaging op de R0 van kracht is

Alarmdrempels

De alarmfase is gebaseerd op de voorspelde concentraties van fijn stof (dit in tegenstelling tot de informatiefase die gebaseerd is op metingen). De alarmdrempel in de drie gewesten is dezelfde, namelijk 70 µg/m³ voor PM₁₀ of 50 µg/m³ voor PM₂.₅.

De alarmfase treedt in werking indien de voorspelde daggemiddelde concentraties (gemiddeld per gewest) gedurende twee opeenvolgende dagen de alarmdrempel overschrijden

Bij activatie van de alarmfase verspreidt IRCEL een bulletin met algemene informatie:

  • - over de oorzaak en de oorsprong van de verhoogde concentraties
  • - met de concentraties en de evolutie ervan
  • - met algemene aanbevelingen in verband met de gezondheid en algemene tips om de emissies te beperken

De alarmfase wordt één dag vooraf aangekondigd. Bij het ingaan van deze fase worden er emissiebeperkende maatregelen getroffen door de drie gewesten.

Bovenop deze alarmfase hebben het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest een tweede hogere) drempel gedefinieerd. Bij overschrijding van deze drempels worden er bijkomende maatregelen genomen.

In Vlaanderen

Het Vlaamse gewest neemt de volgende maatregel:

Een snelheidsbeperking van 120 km/h naar 90 km/h op een aantal ring- en snelwegen.

Bijkomende en gerichte snelheidscontroles

In Wallonië

Wallonië heeft een tweede (hogere) alarmdrempel voor PM₁₀ gedefinieerd van 150 µg/m³. Bij het overschrijden van deze drempel treden extra maatregelen in werking.

Alarmdrempel 1: 70 µg/m³ PM₁₀

Een snelheidsbeperking van 120 km/h naar 90km/h op auto- en snelwegen.

Bijkomende snelheidscontroles.

Openbaar vervoer gratis (TEC).

Industriële activiteiten kunnen beperkt worden.

Sensibilisering

Alarmdrempel 2: 150 µg/m³ PM₁₀

Een temperatuursverlaging in gebouwen van de overheid.

Tijdelijk emissiebeperkingen voor bedrijven die het meest bijdragen aan de emissies van fijn stof.

Er kunnen maatregelen opgelegd worden om bepaalde type auto’s te verbieden.

Een aantal gemeenten met de hoogste luchtvervuiling (Charleroi, Engis, Luik en Doornik) hebben een plan opgesteld rond drie pijlers: snelheidsverlaging van voertuigen in de binnenstad, sensibilisering van de burger en een verlaging van de temperatuur in openbare gebouwen.

In Brussel

Brussel heeft een tweede (hogere) alarmdrempel zowel voor PM₁₀ als PM₂.₅ gedefinieerd. Bij het overschrijden van deze drempel treden bijkomende maatregelen in werking.

Alarmdrempel 1: 50 µg/m³ PM₂.₅ of 70 µg/m³ PM₁₀

Een snelheidsbeperking van 90 km/h op de ring van Brussel (R0) wordt ingevoerd als op dat moment ook het smogalarm in Vlaanderen met bijhorende snelheidsverlaging op de R0 van kracht is

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt een snelheidsbeperking tot 50 km/h ingesteld daar waar normaal een snelheidslimiet geldt van 70 of 90 km/u.

Extra snelheidscontroles in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Gratis openbaar vervoer (MIVB).

Gratis dagticket van Villo!

Houtverbranding als verwarmingsbron wordt verboden (tenzij dit de enige verwarmingsbron is).

Gebouwen waarvan het verwarmingssysteem volgens de wetgeving inzake milieuvergunningen als een geclassificeerde installatie wordt beschouwd moeten hun temperatuur beperken tot 20 °C. In deze maatregel zitten niet vervat: privé woningen, ziekenhuizen, rusthuizen, créches en zwembaden.

Alarmdrempel 2: 70 µg/m³ PM₂.₅ of 100 µg/m³ PM₁₀

Deze alarmdrempel 2 bestaat uit twee fasen. De eerste dag van de activatie van de alarmdrempel 2 zijn de maatregelen van alarmdrempel 1 van kracht. De tweede dag van alarmdrempel 2 blijven de maatregelen van fase 1 in werking en wordt bijkomend een verkeersban in Brussel ingevoerd.

In Brussel wordt er een verkeersban ingesteld (met uitzondering van bepaalde voertuigen). Deze ban geldt niet voor de Brusselse ring.

Gratis openbaar vervoer (MIVB).

Gratis dagticket van Villo!

Houtverbranding als verwarmingsbron wordt verboden (tenzij dit de enige verwarmingsbron betreft).

Gebouwen waarvan het verwarmingssysteem volgens de wetgeving inzake milieuvergunningen als een geclassificeerde installatie wordt beschouwd moeten hun temperatuur beperken tot 20 °C. In deze maatregel zitten niet vervat: privé woningen, ziekenhuizen, rusthuizen, créches en zwembaden.

Informatie

Je kan je inschrijven op de IRCEL mailing (op de onthaalpagina van onze website).

Je kan de BelAir app downloaden:

In Vlaanderen

Vlaamse MilieuMaatschaapij: https://www.vmm.be/

Stookadvies: https://www.vmm.be/lucht/luchtkwaliteit/stookadvies

In Brussel

De website van Leefmilieu Brussel met meer info over de luchtkwaliteit: https://www.luchtkwaliteit.brussels/

De app van Leefmilieu Brussel:

Leefmilieu Brussel: https://environnement.brussels/

In Wallonië

Agence Wallonne de l’Air et du Climat (AWAC): www.awac.be

De website van AWAC over de luchtkwaliteit: http://walairquality.spw.wallonie.be/walloniaq/accueil.aspx

Inschrijving sms service in Wallonië:

http://walairquality.spw.wallonie.be/walloniaq/PicPollutionPoussieres.aspx?p=1


 

 

 

Toon of verberg het antwoord Welke gezondheidseffecten heeft de blootstelling aan piekconcentraties fijn stof?

Afhankelijk van de concentratie in de omgevingslucht, de blootstellingsduur, de gevoeligheid van de blootgestelde personen en hun activiteit kunnen volgende symptomen optreden bij verhoogde fijnstofconcentraties :
- vermindering van de ademhalingsfuncties
- toename van respiratoire aandoeningen (bronchitis, ...)
- toename in ernst en frequentie van symptomen bij personen met COPD (chronisch obstructief longlijden) en astma

Mensen die bijzonder gevoelig zijn voor luchtvervuiling (jonge kinderen, ouderen, personen met COPD, personen met hart- en vaatziekten enz.), doen best geen ongewone lichamelijke inspanningen.

Omwille van de kleine afmeting (diameter kleiner dan een honderdste van een millimeter) van de fijnstofdeeltjes kunnen ze gemakkelijk overal binnendringen en zijn de concentraties ervan binnenshuis niet significant lager dan in de buitenlucht.

Toon of verberg het antwoord Wat kan ik zelf doen om mijn fijnstofemissies te beperken?

Door enkele eenvoudige en kleine ingrepen en gedragswijzigingen kan iedereen bijdragen aan een vermindering van fijnstofemissies, zeker wanneer er smogepisodes plaatsvinden:

- Gebruik van alternatieve vervoerswijzen in plaats van het gebruik van de eigen wagen
- Aan carpooling doen
- Geen gebruik maken van dieselwagens die niet zijn uitgerust met een roetfilter
- Geen open haard of kachel laten branden “voor de gezelligheid”
- De verwarming een graad of 2 lager zetten
- …

Toon of verberg het antwoord Is 90 km/u rijden een druppel op een hete plaat?

In de studie ‘Impact 90 km/u beleidsmaatregel luchtkwaliteit’ is op basis van modellen het effect bestudeerd van de snelheidsvermindering tot 90km/u in Vlaanderen tijdens smogepisodes. Deze maatregel (SMOG90-maatregel) is van toepassing op stukken van de autosnelweg die door eerder dichtbevolkte gebieden gaan (zie hiervoor figuur 1 en figuur 2 onderaan deze pagina). Via een koppeling van verschillende luchtkwaliteitsmodellen is de situatie met en zonder de maatregel nagebootst. Het effect van de maatregel kan dan aangegeven worden door het verschil tussen de berekende concentraties van de situatie met en zonder maatregel.

Uit de studie blijkt dat snelheidsverlagingen tijdens smogepisodes een duidelijk effect hebben op de luchtkwaliteit. De daling van de fijnstofconcentraties PM₁₀ en PM₂.₅ zijn eerder beperkt tot enkele procenten (zie onderstaande figuren) en situeren zich logischerwijze in de onmiddellijke omgeving van de snelwegen. Er kan wel een belangrijke concentratiedaling van 30% elementair koolstof (EC) worden vastgesteld in de buurt van de betrokken snelwegen. De impact op de concentraties EC zijn dus aanzienlijk. EC is een maat voor dieselroet en er zijn bovendien steeds meer aanwijzingen dat verbrandingsdeeltjes vooral afkomstig van de uitlaat van verkeer gezondheidseffecten veroorzaken. Zie hiervoor figuren 3, 4 en 5 onderaan deze pagina.

Uit de berekeningen blijkt eveneens dat, ten gevolge van de snelheidsvermindering tot 90 km/u, op sommige plaatsen tot op ongeveer 4 km van de autosnelweg een daling van 5 tot 10 % EC kan vastgesteld worden. Verder werd berekend dat meer dan 40 000 Vlamingen door de snelheidsbeperkingen blootgesteld worden aan minstens 10 % minder EC of dieselroet. Voor iets meer dan 7500 Vlamingen is dat een daling van minstens 15 %. Opvallend is dat bijna 1 miljoen Vlamingen (1/6de van de bevolking) woont op minder dan 1500 meter van de snel- en ringwegen waar de snelheidsvermindering tijdens smogepisodes wordt ingevoerd.

Wegsegmenten in Vlaanderen waar snelheidsbeperking van kracht is
Figuur 1: Wegsegmenten in Vlaanderen waarop SMOG90-maatregel geldt

Wegsegmenten in Wallonië waar snelheidsbeperking van kracht is
Figuur 2: Wegsegmenten in Wallonië waarop SMOG90-maatregel geldt.

 

Invloed SMOG90-maatregel op PM10
Figuur 3: invloed SMOG90-maatregel op PM₁₀

Invloed SMOG90-maatregel op PM2.5
Figuur 4: invloed SMOG90-maatregel op PM₂.₅

Invloed SMOG90-maatregel op EC
Figuur 5: invloed SMOG90-maatregel op EC

 

Toon of verberg het antwoord Wat is de invloed van klimaat op fijn stof ?

De invloed van de klimaatsverandering op de fijnstofconcentraties werd nagegaan door middel van luchtkwaliteitsmodelsimulaties. Voor de berekeningen van de PM₁₀-concentraties in de toekomst (2030) werd gebruik gemaakt van verschillende emissiescenario’s en de meteorologische gegevens van het jaar 2003. Het gebruik van de meteorologische gegevens van het extreem jaar 2003 (droge zomer, temperatuursinversies in de winter) dient als benadering van een weertype dat volgens de huidige klimaatprojecties mogelijk frequenter zal voorkomen en zou dus een beeld moeten geven van het effect van de klimaatverandering. In deze modelsimulaties wordt dus rekening gehouden met verminderde reductiescenario’s (referentiescenario, Europa-scenario en visionaire scenario) en met de klimaatverandering.

In het referentiescenario wordt rekening gehouden met de momenteel van kracht zijnde wetgeving en regelgeving, het Europa-scenario betreft een aantal bijkomende maatregelen zoals omschreven in de Europse Strategie inzake luchtkwaliteit. Het visionaire scenario betreft verregaande maatregelen ter bevordering van de luchtkwaliteit. De concentraties worden dan door het luchtkwaliteitsmodel (BelEUROS-model) berekend op basis van de emissies van het referentiescenario’s en meteogegevens van het jaar 2003. De meteogegevens van 2007 zijn voor de fijnstofconcentraties ‘vrij normaal’ hiermee wordt bedoeld dat dit geen uitzonderlijk slecht meteojaar is voor fijnstofconcentraties. De berekende concentraties worden vervolgens gekalibreerd op basis van gekende concentraties PM₁₀ van het referentiejaar 2007

Het effect van het scenario waarin de extreme meteogegevens van 2003 gebruikt worden op de jaargemiddelde PM₁₀-concentraties in Vlaanderen is aanzienlijk. Het verschil is van een grootteorde van 5 µg/m³ ten opzichte van de concentraties met de ‘normale’ meteorologische gegevens van 2007 (zie onderstaande figuur). De Europese jaargrenswaarde (40 µg/m³) wordt echter voor geen enkel scenario, ook niet deze met extreme meteo, overschreden. Een grafische voorstelling is te zien op figuur 1.

Het gebruik van de extreme meteorologische gegevens van 2003 heeft een significant effect op het aantal overschrijdingen van de Europese daggemiddelde PM₁₀-grenswaarde. Het percentage van de bevolking in Vlaanderen dat op meer dan 35 dagen blootgesteld wordt aan daggemiddelde concentraties hoger dan 50 µg/m³, ligt in 2030 voor het referentiescenario ongeveer dubbel zo hoog als het percentage dat berekend werd met ‘normale’ meteogegevens van 2007. Dit is grafisch voorgesteld op figuur 2. Voor het Europa-scenario is het verschil in percentage blootstelling aan de bevolking nog explicieter (factor 4.5). Het referentiescenario gaat uit van dalende emissies en toch zal in 2030 in het geval van het referentiescenario en extreme meteorologische omstandigheden, die staan voor de klimaatsverandering, een groter percentage van de bevolking blootgesteld worden aan overschrijdingen van de daggemiddelde PM₁₀-concentratie dan in 2007. Hieruit kan besloten worden dat de klimaatsverandering de emissiedaling van het referentiescenario kan tenietdoen. Of met andere woorden: de klimaatsverandering zal de inspanningen om de uitstootvermindering zoals ze vandaag zijn vastgelegd in huidig milieubeleid tenietdoen.

Invloed klimaat op fijnstofemissies - 1
Figuur 1: Voorspelling jaargemiddelde PM₁₀-concentraties voor verschillende scenario's en voor verschillende meteogegevens.

 

Invloed klimaat op fijnstofemissies - 2
Figuur 2: Voorspelling van de blootstelling van de bevolking aan PM₁₀-concentraties hoger dan 50 µg/m³ gedurende meer dan 35 dagen per jaar, voor verschillende scenario's en voor verschillende meteogegevens.

Toon of verberg het antwoord Wat is de invloed van fijn stof op het klimaat?

In het algemeen kan gesteld worden dat er een samenhang is tussen de klimaatsverandering en luchtkwaliteit. De samenhang tussen polluenten en klimaatsverandering is echter complex en er is nood aan nog heel wat wetenschappelijk onderzoek om deze samenhang te begrijpen. Bepaalde polluenten zoals elementair koolstof (en ook ozon) geven aanleiding tot een stijging van de temperatuur door warmte-adsorptie, andere zoals bijvoorbeeld SO₂ (reflecterende eigenschappen) geven aanleiding tot een afkoeling van het klimaat. Sommige studies geven aan dat elementair koolstof de tweede of derde belangrijkste polluent zou zijn wat betreft de opwarming van de aarde. Elementair koolstof is een onderdeel van fijn stof (zie Waaruit is fijn stof samengesteld?) en voornamelijk afkomstig van de onvolledige verbrandingsprocessen. Elementair koolstof wordt ook beschouwd als een maat voor dieselroet (dieselmotoren zijn de grootste bron van elementair koolstof in Europa). Maatregelen om deze emissies te verminderen zouden op korte termijn effecten kunnen opleveren voor het klimaat aangezien het een primaire (beheersbare) bron van fijn stof is.

Toon of verberg het antwoord Waarom zijn richtwaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie strenger dan de grenswaarden van Europa?

Bij het bepalen van de Europese grenswaarden is men uitgegaan van de volgende vraag: ‘Welke grenswaarden kunnen we aan de EU-27 opleggen om de best mogelijke luchtkwaliteit,die een maximale bescherming biedt aan de bevolking, op de meest kostenefficiënte manier te verwezenlijken?’. Om hierop te kunnen antwoorden werd een uitgebreide kosten-batenanalyse gemaakt. In zo een analyse worden de economische kosten (bv. installatie van roetfilters) die nodig zijn om de uitstoot van luchtvervuilende stoffen te beperken, vergeleken met de baten (bv. vermindering uitgave ziekteverzekeringen door minder astma) die dit teweeg brengt. Op basis van deze analyse werd dan een politieke afweging gemaakt tussen de kosten en de baten en werden grenswaarden vastgelegd die haalbaar lijken. Zo een kosten-batenanalyse is onderwerp van discussie aangezien de baten (bv. gezondheidswinst) uitgedrukt moeten worden in geld, wat niet altijd evident is, en de kosten om de uitstoot te verminderen, volgens de industrie, dikwijls te laag worden ingeschat. Daarnaast stelt de EU dat de kosten niet ‘buiten proportie’ mogen zijn. Extreem hoge kosten zouden immers de socio-economische toestand kunnen ontwrichten, ook al zijn de baten nog hoger dan de extreem hoge kosten. 

Toon of verberg het antwoord Is lopen in de stad gevaarlijk?

Iemand die sport ademt meer lucht in, en dus ook meer luchtvervuiling. Het antwoord of sporten in de stad nu al dan niet een goed idee is, is echter niet zo eenvoudig. Verschillende studies tonen namelijk aan dat de voordelen voor de gezondheid van bewegen (sporten) groter zijn dan de nadelen die een sporter ondervindt van luchtvervuiling. Probeer wel zoveel mogelijk drukke verkeersassen te vermijden. Loop in de stad dus in de parkgebieden, of de minder (auto)verkeersdrukke straten en tijdens smogepisodes wordt (intensief) sporten in de buitenlucht afgeraden. Een goede samenvatting staat in het volgende artikel van EOS.

Toon of verberg het antwoord Wat is het gevaar van NO₂? Hoe kun je er ziek van worden?

NO2 of stikstofdioxide is een stof die vrijkomt bij verbrandingsprocessen. Lucht bestaat uit ongeveer 80% stikstof (N2) en bij hoge temperaturen wordt dat door reacties met O2 (zuurstof) geoxideerd tot NO (stikstofmonoxide) en deels ook in NO2. NO wordt in de atmosfeer verder geoxideerd tot NO2, een sterk “oxidans”. Het kan voor irritatie zorgen aan ogen, neus en keel en kan bij inademen ook zorgen voor longirritatie en een verminderde longfunctie. In gebieden met meer NO2 wordt vastgesteld dat er een grotere kans is op astma-aanvallen en een verhoging van het aantal ziekenhuisopname door klachten aan de luchtwegen. Er werd heel lang gedacht dat NO2 eerder een “indicator” is voor het complexe mengsel van verkeersgerelateerde luchtvervuiling en dat het op zich niet zo schadelijk is. Er bestaat immers een goede correlatie tussen NO2 en andere stoffen zoals bijvoorbeeld dieselroet. Daardoor is het niet zo evident om uit te maken welk van de twee (het meest) schadelijk is. Recente onderzoeken geven echter aan dat NO2 meer is dan louter die “proxy” voor luchtvervuiling, en dat het als afzonderlijke molecule ook schadelijk is.

Toon of verberg het antwoord Wie krijgt de meeste luchtverontreininging binnen de stad: de voetganger, fietser, autobestuurder, buspassagier? Waarom?

Onderzoek van de Uhasselt waarbij een groep van personen een week lang een persoonlijk “black carbon” (maat voor roet, in de stad vooral dieselroet) meettoestel meedroegen bij al hun verplaatsingen, wees uit dat wanneer men zich verplaatst, men 2 tot 5 keer meer wordt blootgesteld aan luchtvervuiling dan wanneer men thuis is. De hoogste concentraties werden gemeten bij autobestuurders en passagiers van auto’s en bussen. De concentraties waaraan mensen werden blootgesteld wanneer ze zich te voet of met de fiets verplaatsten, waren ongeveer de helft lager. In de trein werden de laagste concentraties gemeten. Veel hangt af van het traject dat voor de verplaatsing wordt gekozen. De uiteindelijke hoeveelheid vervuiling die je inademt, hangt ook af van je ademhalingsritme en de tijd die je rijdt met de auto, fietst, te voet gaat enz. Als je de “dosis” (of vervuiling per minuut) die je inademt gaat berekenen, dan blijkt dat deze voor “actieve” personen (fietsers, voetgangers) ongeveer 2 maal zo hoog is als voor “passieve” (autobestuurders, passagiers). Dat komt omdat fietsers een hogere ademhalingsfrequentie hebben. Verplaats je met de fiets of te voet dus best in straten met zo weinig mogelijk verkeer.

Bron: artikel UHasselt

Toon of verberg het antwoord Als je in een auto zit, laat je dan best lucht van buiten in de auto komen voor ventilatie, of moet je de lucht beter intern laten circuleren?

Dit hangt af van de omstandigheden: in een tunnel in de file zet je best je ventilatie op interne circulatie. In de Brusselse tunnels zijn de NO2 concentraties 10 keer (en meer) hoger zijn dan in de Brusselse buitenlucht. Zet de ventilatie wel terug op wanneer je uit de tunnel of file bent. Door lange tijd de interne ventilatie op te laten staan, zal de kwaliteit van de lucht in de wagen namelijk ook verslechteren.

Toon of verberg het antwoord Welke rol speelt het groen in de stad? Zou het zonder het Zoniënwoud in Brussel nog veel erger zijn?

Groen in de stad heeft veel voordelen. Het heeft een positieve impact op de luchtkwaliteit, het zorgt ook voor een vermindering van het “heat island” of hitte-eiland effect (zie hitte-eiland effect) en bomen kunnen via hun bladeren fijn stof uit de lucht filteren. Bomen in smalle straten met veel verkeer kunnen er in bepaalde configuraties echter wel voor zorgen dat de vervuiling onder het bladerdek blijft hangen en dus minder goed verspreid wordt. De bomen zijn echter NIET de oorzaak van die vervuiling. Dat is wel degelijk het wegverkeer. Wat de impact is van het Zoniënwoud op de luchtkwaliteit is niet zo eenvoudig te becijferen. Indien er geen Zoniënwoud zou zijn, maar op die plaats bewoning, verkeer en/of industrie, dan zou de daarmee samenhangende luchtvervuiling bij zuidoostelijke wind een negatief effect hebben op de luchtvervuiling in Brussel. Een deel van het regionaal aandeel van fijn stof dat Brussel binnenkomt bij zuidoostelijke wind zal ook door de bomen in het Zoniënwoud worden weggefilterd. Ook deze positieve impact, weliswaar niet eenvoudig in te schatten, zou verdwijnen.

Toon of verberg het antwoord Hebben stadsbewoners meer kans op ziekten door luchtvervuiling dan plattelandsbewoners?

In de stad is er over het algemeen meer luchtvervuiling dan op het platteland. De polluent die op lange termijn de grootste impact heeft op de gezondheid is fijn stof (PM2,5). PM2,5 is fijn stof met een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. De “chronische” of langdurige blootstelling aan PM2,5 zorgt in België voor een gemiddelde levensduurvermindering van 7 à 9 maanden. In de grote agglomeraties (zoals Brussel) zijn de PM2,5 concentraties hoger dan gemiddeld, dus zal ook de levensduurvermindering er (enkele maanden) groter zijn.

Bron: document (vanaf pagina 23)

Toon of verberg het antwoord Krijgen motorrijders in tunnels veel meer luchtverontreiniging binnen dan autochauffeurs?

Motorrijders hebben geen interne ventilatieknop, maar anderzijds staan motorrijders niet (of minder) in de file. Indien er geen file is en een motorrijder er ongeveer even lang over doet om door de tunnel te rijden is het antwoord eerder ja. Bij file en in een wagen zonder interne ventilatie zal de autobestuurder vermoedelijk meer blootgesteld worden. Bij vergelijken van een autobestuurder in de file in een wagen met interne ventilatie zal het antwoord veeleer afhangen van de tijd dat hij in de file staat.

Toon of verberg het antwoord Wanneer is een mondmasker nuttig?

Eénvoudige en goedkope mondmaskers houden een groot deel van het “grof” stof stegen, maar er is niet zoveel wetenschappelijke evidentie dat ze ook een significant effect hebben op minder blootstelling aan het fijn stof (PM2,5 of PM10).  Voor de allerkleinste UFP (“Ultra Fine Particles”) deeltjes is de werking al helemaal onzeker. UFP of PM0,1 is fijn stof kleiner dan 0,1 µm (micrometer) of 100 nm (nanometer). Dat is gevoelig kleiner dan PM2,5 of PM10, fijn stof kleiner dan respectievelijk 2,5 en 10 µm. De wat duurdere “FFP2” maskers houden wel meer fijn stof tegen, maar zeker ook niet (alle) UFP’s. Uit experimenten met de betere maskers bleek dat de bloeddruk van proefpersonen die in Pekings smog rondliepen met een masker gemiddeld wat lager was dan wanneer ze geen masker droegen. Deze bloeddrukmetingen zijn een indicator voor het effect van de hoeveelheid vervuiling waaraan de proefpersonen werden blootgesteld. Een lagere bloeddruk is dan een indicatie dat men minder hinder ondervindt van de luchtvervuiling. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat het geen “dubbelblind” test was. Om het effect van mondmaskers tegen luchtvervuiling te bestuderen, zou ook een dubbelblind test moeten gebeuren, maar dat is niet zo evident. Een dubbelblind test is nodig omdat de personen met mondmasker ook een lagere bloeddruk zouden kunnen hebben omdat ze door louter het dragen van het masker wat meer “gerustgesteld” zijn.

Bronnen:
- Jeremy P. Langrish, Xi Li, Shengfeng Wang, Matthew M.Y. Lee, et al. - 2012. "Reducing Personal Exposure to Particulate Air Pollution Improves Cardiovascular Health in Patients with Coronary Heart Disease". Environmental Health Perspectives 120:3

- Cherrie JW, Apsley A, Cowie H, et al. - "Effectiveness of face masks used to protect Beijing residents against particulate air pollution." Occupational and Environmental Medicine 2018;75:446-452.

Toon of verberg het antwoord Hoe doet Brussel het qua luchtverontreiniging in vergelijking met andere Europese steden?

In grote agglomeraties als Parijs, Berlijn of Milaan wordt, net als in Brussel, de NO2-jaargrenswaarde in straatstations en/of plaatsen met veel verkeer nog overschreden. De hoogste concentraties fijn stof worden gemeten in Oost-Europese landen, omdat daar nog vaak wordt verwarmd en elektriciteit opgewekt met steenkool.

Op een kaart van de concentraties van stikstofdioxide in Europa zijn Brussel en Antwerpen duidelijk te herkennen als rode stippen, net als bijvoorbeeld Parijs, Londen, Amsterdam en de steden in Noord-Italië.

Concentratie NO2 in Europa

In Denemarken kost een wagen na BTW en taksen ongeveer twee keer zo veel als hier. Stockholm is ook een mooi voorbeeld: daar bestaat een soort wegentol die de filezwaarte gevoelig (en blijvend) heeft verlaagd. In Berlijn en andere Duitse steden bestaan dan weer al jarenlang 'lage-emissiezones', waardoor de meest vervuilde wagens uit de binnenstad worden geweerd. Zo'n lage-emissiezone wordt vanaf 2017 ook in Antwerpen voorzien. 

Meer info in het jaarrapport lucht van het Europese milieuagentschap, zie jaarrapport lucht EMA.

Voor een EU kaart met metingen, zie kaart met data van 2012.

Toon of verberg het antwoord Hoe schadelijk is fijn stof en wat zijn de gezondheidseffecten?

Dieselroet wordt sinds 2012 door de WHO beschouwd als kankerverwekkend. Blootstelling aan teveel dieselroet (één specifieke component van fijn stof) verhoogt het risico op longkanker. Ook blootstelling aan fijn stof in het algemeen zorgt voor het hoger risico op longkanker, maar ook op hart- en vaatziekten.
De laatste jaren blijkt uit epidemiologisch onderzoek dat er ook andere, minder verwachte, gezondheidseffecten zijn: een lager geboortegewicht bij kinderen waarvan de moeder woont in gebieden met meer luchtvervuiling, luchtvervuiling zorgt voor een hogere kans op slagaderverkalking, mensen met diabetes zijn gevoeliger voor de effecten van luchtvervuiling enz.
Die risico's moet je wel afwegen ten opzichte van andere gezondheidsrisico's. Uit een studie in 2002 in de Verenigde Staten bleek dat het verlies aan levensjaren door blootstelling aan luchtvervuiling vergelijkbaar is met de effecten van "licht" (BMI > 25 - 27) tot "ernstig" (BIM 30-40) overgewicht.
Door de huidige blootstelling aan fijn stof daalt de levensverwachting gemiddeld tussen tussen 7 en 9 maanden, roken zorgt voor een gemiddelde levensduurvermindering van 10 jaar. Roken is wel een eigen keuze, blootstelling aan luchtvervuiling niet.

Toon of verberg het antwoord Wat is het "Ozon- en hitteplan" in België en wat zijn de verschillende fasen?

De context

In 2003 werd Europa getroffen door een uitzonderlijke hittegolf. Door de hoge temperaturen en ozonconcentraties was er een sterke toename van de morbiditeit en mortaliteit bij risicogroepen (ouderen, personen met ademhalingsproblemen).

Naar aanleiding van deze hittegolf werden door verschillende landen 'hittegolfactieplannen' opgesteld om crisissituaties zoals die in 2003 beter te beheren. De bedoeling van deze plannen is om snel te kunnen reageren met gepaste maatregelen om de gezondheidsimpact van hoge temperaturen en ozonconcentraties bij de risicogroepen (en bij uitbreiding de hele bevolking) te verminderen.

In België werd geopteerd om een nationaal plan op te stellen waarbij zowel drempels voor temperatuur als ozon worden gehanteerd. Sinds de zomer van 2005 is dit 'Ozon- en hittegolfplan' (wordt verder in de tekst aangeduid als 'plan') in werking. De definitie van hittegolf in het huidige "Ozon- en hittegolfplan" komt niet overeen met de definitie die door klimatologen wordt gebruikt.

De verschillende fasen van het plan

Het plan bestaat uit 3 fasen:

1. een waakzaamheidsfase

2. een waarschuwingsfase

3. een alarmfase

De waarschuwings- en alarmfasen gaan in wanneer aan een aantal criteria wordt voldaan. Deze criteria zijn gebaseerd op resultaten van 5-daagse weersvoorspellingen, dagelijkse ozonmetingen en 2-daagse ozonvoorspellingen.

De eerste twee fasen van het plan, de waakzaamheidsfase en de waarschuwingsfase zijn gebaseerd op objectieve criteria (periode, temperatuur en ozonconcentratie). Het activeren van de alarmfase daarentegen vereist bijkomende beoordelingscriteria ("de noodzakelijke acties voor dit niveau worden uitgevoerd wanneer de drempelwaarde bereikt is en blijkt dat de reeds genomen maatregelen geïntensifieerd moeten worden").

Vooraleer de alarmfase wordt geactiveerd, wordt volgens het oorspronkelijk plan uit 2004 een "Risk Assessment Groep" (RAG) opgericht. Deze RAG evalueert of het activeren van de alarmfase opportuun is en of er aanvullende maatregelen nodig zijn. De voorstellen en besluiten van de RAG wordt dan bezorgd aan de "Risk Management Group" (RMG) die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten. De RMG beslist uiteindelijk of het alarm wordt geactiveerd. De hitte- en ozoncriteria voor de alarmfase werden voor het eerst bereikt in augustus 2020, de RAG en RMG werden opgericht en de alarmfase afgekondigd op 8 augustus 2020.

De drie mogelijke fasen van het plan zijn:

1. De waakzaamheidsfase

De waakzaamheidsfase gaat elk jaar in vanaf 15 mei, en loopt tot en met 30 september. Deze periode ligt vast voor elk jaar en is dus onafhankelijk van de weersomstandigheden of luchtkwaliteit. Vanaf 15 mei worden de acties systematisch opgestart. Men spreekt hier niet van een drempel, maar van een periode.

2. De waarschuwingsfase

(Opgelet: de criteria om de waarschuwingsfase te activeren werden in 2017 gewijzigd).


De waarschuwingsfase wordt afgekondigd wanneer de Tcumul  hoger of gelijk is aan 17°C.

Om de Tcumul te berekenen worden de voorspelde maximumtemperaturen in Ukkel gebruikt. De Tcumul is de som van het verschil tussen de ‘maximum voorspelde temperatuur’ en 25 ° C in Ukkel voor de volgende vijf dagen (D+1 tot D+5).Hierbij worden enkel de positieve verschillen in rekening gebracht.

De waarschuwingsfase eindigt wanneer de Tcumul lager is dan 17°C (op dag D0) EN de voorspelde maximumtemperatuur in Ukkel op dag D+1 lager is dan 25°C.

3. De alarmfase

(Opgelet: de criteria om de alarmfase te activeren werden in 2019 gewijzigd).

Er wordt voldaan aan de criteria voor de activering van de waarschuwingsfase

EN

Er wordt voor de huidige dag een maximum temperatuur voorspeld die hoger of gelijk is aan 28°C

EN

Er werd de vorige dag op minstens één meetplaats in België een overschrijding gemeten van de Europese informatiedrempel voor ozon van 180 μg/m³

EN

voor de huidige dag worden overschrijdingen van de Europese informatiedrempel voorspeld in een significant deel van het land.

Wanneer de RMG beslist om de alarmfase te activeren worden de reeds genomen maatregelen geïntensifieerd.


BRON
: Coördinatieprotocol voor de uitvoering van het "ozon- en hitteplan" tussen het Vlaamse, Waalse en Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en IRCEL.

Toon of verberg het antwoord Hoeveel smogalarmen zijn er al geweest in België?

Smogepisodes kunnen opgedeeld worden aan de hand van 2 drempels: de informatie- en de alarmdrempel.

De volgende drempels voor het afkondigen van de alarm- en informatiefase worden gehanteerd:

- informatiefase: wanneer het 24-uursgemiddelde > 50 µg/m³ (PM10) of > 35 µg/m³ (PM2.5) en verwacht wordt dat dit nog minstens 24 uur zal aanhouden. In voege sinds 1/11/2016.

- alarmfase: voorspelling gedurende minstens 2 opeenvolgende dagen > 70 µg/m³ (PM10) of > 50 µg/m³ (PM2.5). In voege sinds 2006.

Hieronder vindt u de verschillende episodes waarin respectievelijk de alarmfase (in Tabel 1) en de informatiefase (in Tabel 2) afgekondigd werden, sinds hun inwerkingstelling. Deze episodes worden ook beschreven in de jaarlijkse luchtkwaliteitsrapporten (www.irceline.be/nl/documentatie/publicaties/jaarrapporten).
De primaire bron van luchtvervuiling zijn de emissies van luchtvervuilende stoffen door industrie, verkeer, gebouwenverwarming (voornamelijk houtstook) en landbouw. Bij ongunstige meteorologische omstandigheden kan dit aanleiding geven tot hoge fijnstofconcentraties.

 

Tabel 1: smogalarmen (PM10) sinds 2007.

 

Episode

Hoofdoorzaken

2007 14 tot en met 16 maart Ongunstige meteorologische omstandigheden


20 tot en met 22 december Ongunstige meteorologische omstandigheden

2008

18 tot en met 19 februari

Ongunstige meteorologische omstandigheden

 

30 december tot 2 januari 2009

Ongunstige meteorologische omstandigheden

2009

9 tot en met 11 januari

Ongunstige meteorologische omstandigheden

2010

8 en 9 februari

Initieel import van luchtvervuiling en/of vorming van secundair fijn stof, vervolgens aangehouden door een slechte verspreiding

2011

31 januari en 1 februari

Ongunstige meteorologische omstandigheden

2013

22 tot en met 25 januari

Ongunstige meteorologische omstandigheden + import van luchtvervuiling en/of vorming van secundair fijn stof

2014

13 en 14 maart

Ongunstige meteorologische omstandigheden + import van luchtvervuiling en/of vorming van secundair fijn stof

2022

25 en 26 maart

Ongunstige meteorologische omstandigheden

 

Tabel 2: activatie van de informatiefase sinds 01/11/2016

2016

6 en 7 december

Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten

Thermische inversie

 

18 tot en met 20 december

Informatiedrempel overschreden in Brussel en in Vlaanderen

Ongunstige meteorologische omstandigheden

2017

18 tot en met 20 januari

Informatiedrempel overschreden in Vlaanderen

Ongunstige meteorologische omstandigheden

 

22 tot en met 25 januari

Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten (in Vlaanderen verlengd tot en met 26 januari)

Ongunstige meteorologische omstandigheden

 

9 tot en met 13 februari

Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten

Ongunstige meteorologische omstandigheden

2018

21 tot en met 22 februari

Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten

Ongunstige meteorologische omstandigheden + import buitenland

 

3 tot en met 4 maart

Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten Relatief ongunstige meteorologische omstandigheden + import buitenland
15 tot en met 16 mei Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten Ideale (meteorologische) omstandigheden voor vorming secundair fijn stof
2019 28 februari tot en met 1 maart Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten Opstapeling luchtvervuiling + ongunstige meteorologische omstandigheden
8 tot en met 10 april Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten Ideale (meteorologische) omstandigheden voor vorming secundair fijn stof
2020 23 en 24 januari Informatiedrempel overschreden in Vlaanderen Ongunstige meteorologische omstandigheden
9 en 10 april Informatiedrempel overschreden in Vlaanderen Ideale (meteorologische) omstandigheden voor vorming secundair fijn stof
27 november tot en met 1 december Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten Ongunstige meteorologische omstandigheden
2021 25 en 26 februari Informatiedrempel overschreden in Vlaanderen en Wallonië Import buitenland: Saharastofwolk
3 tot en met 5 maart Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten Ideale (meteorologische) omstandigheden voor vorming secundair fijn stof
2022 25 tot en met 27 januari Informatiedrempel overschreden in Vlaanderen Thermische inversie
21 tot en met 24 maart Informatiedrempel overschreden in Vlaanderen Ongunstige dispersieomstandigheden en vorming secundair fijn stof
15 tot en met 18 december Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten Ongunstige dispersieomstandigheden in combinatie met lage temperaturen
2023 10 tot en met 11 februari Informatiedrempel overschreden in Vlaanderen Ongunstige dispersieomstandigheden in combinatie met lage temperaturen
15 tot en met 17 februari Informatiedrempel overschreden in de 3 gewesten Ongunstige dispersieomstandigheden in combinatie met lage temperaturen

 

Toon of verberg het antwoord Zorgt een volledig elektrisch voertuig nog voor emissies van luchtverontreinigende stoffen?

Ja, elektrische voertuigen veroorzaken emissies van fijn stof door slijtage van banden, remmen en wegdek.

De klassieke benzine- en dieselvoertuigen veroorzaken emissies door verbranding in de motor én door slijtage van banden, remmen en wegdek. Door het ontbreken van de verbrandingsmotor heeft een elektrisch voertuig geen uitlaat met rookgassen. Op dat vlak bieden elektrische voertuigen een voordeel ten opzichte van wagens met diesel-, benzine-, lpg- of cng-motoren. Uitstoot van NOx, CO en vluchtige organische stoffen komt bij elektrische voertuigen niet meer voor.

De emissies van fijn stof als gevolg van slijtage vinden echter ook plaats bij elektrische voertuigen.

Door steeds strengere Europese emissiestandaarden (gekend als de EURO-normen) en kwaliteitseisen voor brandstoffen is de uitlaatemissie van fijn stof bij voertuigen met verbrandingsmotoren afgenomen. Hierdoor is het aandeel slijtage-emissies toegenomen en zelfs de dominante vorm geworden. De totale fijn stof-emissie ligt zo in dezelfde grootteorde als bij elektrische voertuigen met enkel slijtage-emissies.

Elektrische voertuigen hebben doorgaans een hoger gewicht door de zware batterij, waardoor een hogere emissie door slijtage verwacht wordt. Evenwel zorgt de mogelijkheid tot regeneratief remmen voor minder slijtage. Deze werkingen compenseren elkaar, het exacte netto-effect is afhankelijk van het type wagen en banden en het rijgedrag.

De uitstoot van fijn stof is slechts één van de milieuaspecten om een wagen op te beoordelen. In opdracht van de Vlaamse Overheid werd een eco-score ontwikkeld die de impact van broeikasgassen, luchtverontreinigende stoffen en geluidsproductie combineert tot één indicator. De indicator is te consulteren op www.ecoscore.be.

Bron: EEA; Transport non-exhaust PM-emissions; 2021

Toon of verberg het antwoord Hoe vaak werden de verschillende fases van het "ozon- en hitteplan" al afgekondigd in België?

Sinds 2015 is IRCEL verantwoordelijk voor de aankondiging van de verschillende fasen. De huidige criteria gelden sinds 2017, het overzicht hieronder start bij dat jaar. Vóór 2015 waren de aankondigingen een federale verantwoordelijkheid.

1. De waakzaamheidsfase

De waakzaamheidsfase gaat elk jaar in vanaf 15 mei, en loopt tot en met 30 september.

2. De waarschuwingsfase

Tabel 1: activatie waarschuwingsfase ozon- en hitteplan sinds 2017.

 

 

Periode

1 2017 27 tot en met 29 mei
2 18 tot en met 23 juni
3 2018 27 juni tot en met 9 juli
4 20 juli tot en met 9 augustus
5 2019 21 juni tot en met 1 juli
6 19 tot en met 27 juli
7 23 tot en met 29 augustus
8 2020 23 tot en met 26 juni
9 2 tot en met 17 augustus
10 2021 15 tot en met 20 juni
11 2022 15 tot en met 19 juni
12 14 tot en met 21 juli
13 6 tot en met 18 augustus
14 22 tot en met 27 augustus
15 2023 8 tot en met 22 juni
16 5 tot en met 12 september

3. De alarmfase

(Opgelet: de criteria om de alarmfase te activeren werden in 2019 gewijzigd).

Tabel 2: activatie alarmfase ozon- en hitteplan sinds 2017.

 

 

Periode

1 2020 8 tot en met 12 augustus
Toon of verberg het antwoord Wat is het onderscheid tussen emissie, concentratie, blootstelling en depositie?

Het onderscheid tussen ‘emissie’, ‘concentratie’, ‘blootstelling’ en ‘depositie’ is essentieel wanneer we het hebben over luchtkwaliteit.

'Emissie' verwijst naar de hoeveelheid verontreinigende stoffen die vrijkomen bij een bepaalde bron, zoals fabrieken, auto's, elektriciteitscentrales, branden en andere activiteiten of gebeurtenissen. Het kan verschillende stoffen omvatten, zoals zwaveldioxide (SO₂), stikstofdioxide (NO₂), koolstofmonoxide (CO), vluchtige organische stoffen (VOS) en fijn stof (PM₂.₅ en PM₁₀). Emissies zijn de directe uitstoot van deze verontreinigende stoffen in de atmosfeer en worden uitgedrukt als de totale massa van de stof die vrijkomt.

Aan de andere kant verwijst 'concentratie' naar de hoeveelheid verontreinigende stoffen die daadwerkelijk in de lucht aanwezig zijn op een bepaalde plaats en tijd. Het meet de hoeveelheid verontreinigende stoffen per volume lucht, vaak uitgedrukt in microgram per kubieke meter (µg/m³) of delen per miljoen (ppm). Concentratie wordt beïnvloed door factoren zoals emissies, atmosferische omstandigheden (zoals wind, temperatuur en neerslag) en de reacties tussen verschillende verontreinigende stoffen in de lucht.

'Blootstelling' is een term die gebruikt wordt om aan te geven hoeveel van een verontreinigende stof daadwerkelijk door individuen ingeademd of opgenomen wordt. Blootstelling houdt niet enkel rekening met de concentratie op een locatie maar ook met het aantal mensen dat er woont, werkt of algemeen actief is. In sommige gevallen kan naar specifieke blootstelling van bijvoorbeeld leeftijdscategorieën, zwangere vrouwen of chronisch zieken aan een vervuilende stof gekeken worden.

‘Depositie’ ten slotte verwijst naar de neerslag of afzetting van verontreinigende stoffen uit de lucht naar het aardoppervlak. Het is het proces waarbij verontreinigende deeltjes of gassen uit de atmosfeer naar beneden komen en zich hechten aan grond-, vegetatie-, water- en andere oppervlakken. Er zijn twee belangrijke vormen van depositie: droge depositie en natte depositie.

  1. Droge depositie: Dit treedt op wanneer verontreinigende stoffen direct op het aardoppervlak worden afgezet zonder tussenkomst van neerslag. Wind en zwaartekracht kunnen deeltjes naar beneden brengen, waar ze op bodems, gebouwen of vegetatie terechtkomen.
  2. Natte depositie: Dit gebeurt via neerslag, zoals regen of sneeuw. Verontreinigende stoffen lossen op in regendruppels en worden zo naar de grond gebracht. Dit kan leiden tot de afvoer van verontreinigende stoffen naar oppervlaktewateren of bodems.

 

Figuur: Conceptuele weergave van emissie uit landbouw, transport, industrie en gebouwen, concentratie in de atmosfeer, blootstelling van mensen, en droge en natte depositie.

Dus, terwijl ‘emissie’ verwijst naar de uitstoot van verontreinigende stoffen door bronnen, en ‘concentratie’ zich richt op de hoeveelheid van deze stoffen in de lucht op een bepaalde plaats en tijd, geeft 'blootstelling' aan hoeveel van die verontreinigende stoffen werkelijk door individuen ingeademd worden. Wanneer de verontreinigende stoffen vanuit de lucht op het grondoppervlak terechtkomen is sprake van ‘depositie’.

Navigatie