Zijn de stoffilters voor dieselwagens een efficiënte manier om fijnstofvervuiling tegen te gaan?
Om tegemoet te komen aan de emissienormen voor fijn stof (Richtlijn EC 715/2007), hebben de autoconstructeurs hun voertuigen voorzien van een stoffilter. De filter elimineert een groot deel van de deeltjes in de uitlaatgassen van dieselwagens, door middel van een fysische filtratie op een keramische drager.
Om de efficiëntie van de filtratie te waarborgen, verstopping te voorkomen en prestatievermindering van de motor tegen te gaan, is het noodzakelijk dat de filter gedurende ongeveer 10 % van de rijtijd gegenereerd wordt. Gedurende deze regeneratiefase moet de temperatuur in de filter ongeveer een 500 °C zijn, zodat het mogelijk is om de geaccumuleerde deeltjes te verbranden en vernietigen. Deze temperatuur ligt ver boven de normale temperatuur van de uitlaatgassen die ongeveer 200 °C bedraagt. De oplossing is dus om de temperatuur te verhogen vóór de filter, door injectie van een hoeveelheid brandstof in de katalysator op de plaats waar het zal ontbranden. Bij sommige filters zorgt de toevoeging van een katalysatoradditief in de brandstof ervoor dat het mogelijk wordt om de regeneratietemperatuur te doen dalen.
Bij afwezigheid van een additief is de regeneratie minder efficiënt, zeker onder stadsverkeerscondities. In reële rij-omstandigheden impliceert de regeneratiefase een verhoogde emissies van verontreinigende gassen (NO₂). Bij de testcycli van de emissieniveaus (EURO-normen) houdt men daar voorlopig geen rekening mee. Bovendien neemt de efficiëntie van de filters af met de grootte van de deeltjes. Zelfs als er slechts 1 tot 5% van de massa van de deeltjes ontsnappen uit de filters is dit aantal zeer belangrijk, gezien het gegeven dat die deeltjes vaak een diameter hebben kleiner dan 1 µm, en ze dus zorgen voor de grootste gezondheidsproblemen.