Welke gezondheidseffecten veroorzaken te hoge ozon waarden ?
Door zijn sterk oxiderend vermogen kan ozon een aantal gezondheidseffecten veroorzaken, afhankelijk van verschillende parameters, zoals de ozonconcentratie in de omgevingslucht, de blootstellingsduur, de gevoeligheid van de blootgestelde personen en hun activiteitsniveau. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste gezondheidseffecten bij kortdurende blootstelling :
milde respons max. 1 uur ozonconcentratie :180-240 µg/m3 |
gemiddelde longfunctieverminderinga <5%, bij gevoeligen <10% incidentele oogirritatie (onafhankelijk van lichamelijke inspanning) incidentele luchtwegsymptomen zoals hoest bij gevoeligen |
matige respons max. 1 uur ozonconcentratie : 240-360 µg/m3 |
gemiddelde longfunctieverminderinga 5-15%, bij gevoeligen 10-30% irritatie van ogen, neus en keel (onafhankelijk van lichamelijke inspanning) luchtwegsymptomen zoals hoest, pijn op de borst, kortademigheid bij gevoeligen toename ernst en frequentie van symptomen bij personen met CARAb |
ernstige respons max. 1 uur ozonconcentratie : > 360 µg/m3 |
gemiddelde longfunctieverminderinga >15%, bij gevoeligen >30% ernstige luchtwegsymptomen als aanhoudende hoest, pijn op de borst, kortademigheid mogelijke gevoelens van onbehagen, benauwdheid, hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid bij gevoeligen sterke toename ernst en frequentie van symptomen bij personen met CARAb |
a mogelijk gepaard gaande met ontstekingsreacties, toegenomen hyperactiviteit van de luchtwegen en verandering in de longklaring.
b Chronische Aspecifieke Respiratorische Aandoeningen
Ozon kan verschillende gezondheidsklachten, waaronder longfunctieveranderingen, uitlokken. De andere stoffen uit de "zomersmogcocktail" veroorzaken prikkende ogen, hoesten en irritatie van de slijmvliezen. Het optreden van deze symptomen is afhankelijk van verschillende factoren:
- de ozonconcentratie, nl. hoe hoger de concentratie, hoe meer mensen klachten zullen vertonen en hoe ernstiger de klachten zullen zijn. Er kan echter niet precies aangegeven worden vanaf welke concentraties welke effecten te verwachten zijn.
- de individuele gevoeligheid: personen met aandoeningen van de luchtwegen zullen sneller een effect waarnemen dan personen met een normale longfunctie. Ook kinderen zullen gevoeliger zijn. Bovendien bestaat er een zogenaamde groep "responders" (zowat 10% van de bevolking) die om onduidelijke redenen extra gevoelig zijn voor ozonepisodes.
- de geleverde inspanning: bij het leveren van intensieve inspanningen in de buitenlucht zal de ademhaling versnellen en zal er per seconde meer lucht de longen passeren. In vergelijking met een persoon in rust houdt dit een grotere blootstelling aan ozon in en dus meer kans op een effect.
De Europese informatiedrempel van 180 µg/m³ voor informatie van de bevolking mag dus niet gezien worden als een effectdrempelwaarde waaronder helemaal niemand welk effect dan ook zou kunnen ondervinden. De WGO (in 1990) stelt dat de effecten bij concentraties lager dan 200 µg/m³ echter beperkt zijn in ernst, en slechts voorkomen bij minder dan 5% van de totale bevolking. Op lagere concentratieniveaus de volledige bevolking waarschuwen is om bovengenoemde reden niet aangewezen.
Het gaat hier dus om een glijdende schaal en ietwat kunstmatig kan er gesproken worden van een milde respons bij (uurgemiddelde) concentraties van 180-240 µg/m³, een matige respons bij 240-360 µg/m³ en een ernstige respons boven de 360 µg/m³.
Een aantal voorzorgsmaatregelen kan de effecten beperken. Uit hetgeen voorafgaat is het duidelijk dat de effecten van ozonepisodes vermeden of beperkt kunnen worden door tijdens de middag of de vroege avond (12-20 uur) zware inspanningen buitenshuis te vermijden. Deze maatregelen dienen genomen te worden door mensen met een individuele gevoeligheid van de luchtwegen en kinderen vanaf 180 µg/m³. Vanaf 240 µg/m³ dient dan de hele bevolking deze voorzorgsmaatregelen te volgen. Indien er desondanks toch nog gezondheidsklachten optreden is het natuurlijk nuttig en aangewezen de huisarts te raadplegen, die het best op de hoogte is van de persoonlijke gezondheidstoestand van de patiënt en dus het best geplaatst om bijkomend persoonlijk advies te verstrekken.